434
15 DECEMBER 1965.
Het vorig jaar heeft de gehele raad zich gesteld achter een adres aan va
de ministers van binnenlandse zaken en van financiën over de moeilijke pa
situatie van onze gemeentelijke financiën, zelfs - tot mijn niet geringe w;
verbazing - de fractie van de V.V.D.Tijdens de gedachtenwisseling de
over dit adres was de woordvoerder van deze fractie erin geslaagd bij mij hi
een totaal andere indruk te vestigen omtrent hun standpunt in deze zaak va
dan bij de stembepaling tot uiting kwam.
Inmiddels is voor het jaar 1965 ten aanzien van de hoogte van de uitkeringen uit het wi
gemeentefonds alsnog het advies van de raad voor de gemeente-finan- ge
ciën opgevolgd en heeft een verhoging van ongeveer 80 miljoen gulden he
plaatsgevonden. Een resultaat dat ons adres stellig nooit had kunnen be- de
reiken, maar op rekening moet worden geschreven van de kabinetswisse- de
ling. Voor de gemeente Breda is deze kabinetswisseling juist te rechter te
tijd gekomen, want het moet ernstig betwijfeld worden of anders voor het da
jaar 1965 de inkomsten wel zouden zijn gehaald, zoals die waren bere- js
kend in de prognose op langere termijn. De Tweede Kamerfractie van de na
V. V. D. heeft zich overigens niet verloochend en stemde tegen deze 80 ni
miljoen voor de gemeenten. Het ziet ernaar uit dat ook voor het jaar de
1966 het advies van de raad voor de gemeente-financiën volledig zal wor- gg
den opgevolgd. Terecht wordt er dan ook op pagina 3 van de memorie de
van antwoord geconstateerd dat bij de regering en het parlement eengro- lej
ter begrip is voor de financiële moeilijkheden waarin de gemeenten ver- ce
keren. .,c
Dé
ve
Door de aanvaarding van de wet op het voortgezet onderwijs, die waar- th£
schijnlijk op 1 september 1968 in werking zal treden, is het onderwijs va:
waarop deze wet betrekking heeft, thans volop in beweging. De vraag ne:
die zich nu opdringt is of door burgemeester en wethouders ten aanzien voi
tei
Eén van de grootste moeilijkheden is thans het bestaan van het zoge
naamde leningsplafond, waarbij kort geleden als gevolg van het uitzon
derlijk hoge rentepercentage, nog is gekomen de verplichting tot centra
le financiering bij de Bank van Nederlandsche Gemeenten. Hebben bur
gemeester en wethouders zich reeds een oordeel gevormd over de vraag
of het onder deze omstandigheden mogelijk zal zijn voor de voor het jaar
1966 geplande investeringen voldoende kapitaal aan te trekken?
Met het investeringsschema zoals dit voor 1966 is opgesteld, kan mijn
fractie zich verenigen, evenals met het investeringsplan voor de jaren
1966 - 1975, een 10-jarenplan van in het totaal ongeveer 100 miljoen
gulden aan geldelijk onrendabele investeringen.
De ervaring die in de afgelopen jaren is opgedaan met deze vorm van
planning is zeer gunstig te noemen. Het is uitgegroeid tot een volwaardig
beleidsinstrument. Dit geeft mij te meer vrijmoedigheid om ook nog iets
te zeggen over de planning op een ander terrein, namelijk op dat van het
onderwijs. Het is mij bekend dat hieraan wel het één en ander gebeurt.
Zo wordt bijvoorbeeld ten behoeve van de voorbereiding van bestemmings
plannen voor de betreffende nieuwe stadswijken de behoefte berekend aan
kleuteronderwijs, lager-'onderwijs en uitgebreid lager onderwijs, onder
scheiden naar de verschillende richtingen.
A