462
16 DECEMBER 1965.
ven, die ook de gemeenten individueel kunnen regelen.
In de Eindhovense agglomeratie bestaat het bestuur uit de agglomera-
tieraad, dagelijks bestuur en een voorzitter. De agglomeratieraad bestaat
uit de burgemeesters der aan de regeling deelnemende gemeenten,
13 leden, aan te wijzen uit en door de raad van de gemeente Eind-
noven, 3 leden, aan te wijzen uit en door de raad van elke andere aan
de regeling deelnemende gemeente. Er zijn geen rechtstreekse verkiezin
gen; ook dit zou nog een vraagstuk kunnen zijn.
Het doel van het samenwerkingsorgaan is: behartiging van gemeen
schappelijke belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening binnen
de agglomeratie, en tweedens het bevorderen van verdere bestuurlijke sa
menwerking en het voorbereiden van de instelling van de voor bestuurlij
ke integratie noodzakelijke instituties. De agglomeratieraad heeft de be
voegdheid een stedebouwkundig ontwikkelingsprogramma vast te stellen,
inhoudende richtlijnen voor de inrichting en uitvoering van gemeentelij
ke stedebouwkundige maatregelen. De raden van de aan de regeling deel
nemende gemeenten kunnen, indien zij van inzicht zijn, dat definitieve
vaststelling van het programma de belangen van die gemeente ernstig zal
schaden, binnen twee maanden de zienswijze vragen van gedeputeerde
staten. Hier ziet men dus een beperking van de bevoegdheden van de ag
glomeratieraad. Zo begrijpt men ook duidelijker, dat de grote stad alléén
ook nooit de helft een stem krijgt.
Men moet dus goed weten, als men een keuze doet, welke richting
men uit wil. De raad dient mede te bepalen, hoeveel leden deel zullen
hebben aan een dergelijk orgaan en heeit dan ook verder geen zeggen
schap meer, zij het dat men in bepaalde gevallen beroep op gedeputeer
de staten heeft.
De deelnemende gemeenten zijn verplicht de stedebouwkundige regelin
gen aan het dagelijks bestuur ter inzage toe te zenden. Bij verschil van
mening beslissen uiteindelijk gedeputeerde staten op grond van de bestaan
de wettelijke regelingen.
Alvorens nu op dit punt de inzichten van burgemeester en wethouders
te vertolken wil spreker erop wijzen, dat er theoretisch ook andere moge
lijkheden zijn. Men kan bijvoorbeeld overgaan tot de benoeming van een
bovenstedelijke coördinator ter voorbereiding van de stedebouwkundige
plannen. De beslissingsbevoegdheden blijven dan evenwel bij iedere be
trokken gemeenteraad. Dit gaat dus minder ver.
Het minste wat kan gebeuren is de aanstelling van een bovengemeentelijk
coördinator zonder meer. In de W. E. B. is de suggestie gedaan eerst de
ruimtaschets af te wachten, alvorens in eigen huis het overlegorgaan me
de te construeren.
Spreker kan wel zeggen, dat dit volledig door burgemeester en wethouders
is afgewezen, omdat dit irreëel moet worden geacht, omdat in het eigen
Baronie-stadsgewest orde op eigen zaken moet worden gesteld.
Dan blijft nog de vraag welke gemeenten zijn te betrekken bij een
overlegorgaan - nieuwe stijl.
Ook dat is een zeer groot vraagstuk. Gedacht wordt aan Breda, Rijsbergen,