16 DECEMBER 1965. 465 Breda daartoe mag worden gerekend. Daarom kan hier met voorkeur wor den gesproken over een "stadhuis". Dan is er nog gesproken over het Turfschip. Burgemeester en wethou ders hebben zich de laatste tijd en zeer terecht zorgen gemaakt over de geweldige stijging van de kosten. Oorspronkelijk werd gedacht aan 2. 500. 000, maar dat is nu 6. 000. 000, -. In dit laatste bedrag is evenwel de gehele inrichting begrepen. De bouwkosten zijn weliswaar gestegen, maar dat maakt dus niet de ge hele nominale stijging uit; dat zou onmogelijk zijn. Niettemin blijft het een probleem, waarover zal moeten worden gesproken met de comissaris- sen van het Turfschip, met de industrieën, met de Kamer van Koophan del, met burgemeester en wethouders en uiteindelijk ook met de raad. Behalve de financiële kant is er dan voorts nog het personele statuut. De heer van Male bekleedt reeds de positie van "Turfschipdirecteur" en de afspraak is, dat hij daarvoor ten volle zou worden ingezet onmiddellijk na het verkrijgen van de rijksgoedkeuring. Dan is er nog heel wat om over te denken en te handelen, maar dat mag de vreugde toch niet verstoren; spreker verwacht, dat men in het tweede kwartaal van 1966 met het grond werk kan beginnen en aldus een aanzet kan gaan maken van het civic centre. Tenslotte nog de filmkeuring. Spreker zal niet trachten de heer Vis en hij neemt aan meerdere van zijn fractiegenoten, te overtuigen van dein- opportuniteit van zijn standpunt ten opzichte van de katholieke nakeuring. Hij heeft met zorgvuldigheid kennis genomen van het rapport van Dr. Ariëns en wanneer hij dan zegt; "ik ben niet overtuigd", zal spreker niet nog eens proberen hem wel te overtuigen. Spreker wil hem voorhouden, dat de huidige regering - en de heer Vis spreekt als kamerlid gaarne op landelijk niveau - echt anders denkt dan hij. De regering acht voor de bestudering van dit onderwerp een staatscommissie nodig, niet alleen voor de katholieke nakeuring, maar voor de gehele reconstructie van het keur - gebied, dus inclusief de rijkskeuring. Dat is wat spreker altijd voorgestaan heeft. De heer Vis blijft ongevoelig voor hetgeen spreker heeft aangeduid als een gevoelige materie. Hij wil er met force majeure doorheen. Spre ker hoopt, dat de raad hem geenszins zal volgen en er alzo naar streeft niet alleen in de lucht, op de straat, maar ook in de bioscoop zindelijk te blijven. Men behoeft niet van ieder plein in Nederland een Leidseplèin te maken, niet van ieder beeld een Lieverdje. Men wil hier in het zui den en in Breda op dit gebied, op het culturele gebied, zijn eigen opvat ting handhaven. Spreker meent goed te doen erop te wijzen, dat navol ging van het voorstel van de heer Vis zou leiden tot handelen in strijd met het contract, dat met de vereniging loopt totdat de opzeggingster mijn is verstreken. Dat moet in september of oktober plaatshebben en zeker niet in december. De betrokken vereniging van zuidelijke gemeen ten heeft zich uitgesproken voor handhaving van de nakeuring, zonder daar een dogma van te maken; deze vereniging stimuleert zelfs de ont wikkelingen op dit terrein; er is intussen een nieuw bestuur gevormd, waar van de burgemeester van 's-Hertogenbosch voorzitter is. Gemeend wordt, v dat voor verschillende gemeenten gevarieerde oplossingen gevonden kun nen worden. Zo wordt dat ook in het rapport van Dr. Ariëns voorgesteld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 465