16 JANUARI 1965.
467
zien het gemiddelde bedrag van de aanslag - nominaal een relatief onbe
langrijk bedrag. De heer Melzer spreekt terecht over een inflatie-correc
tie in plaats van een reële lastenverzwaring.
Ook de gedachte over de verhoging van het investeringsvolume voor
geldelijk niet-rendabele projecten worden algemeen als juist ervaren, me
de op grond van de sterke kostenstijging welke sedert de aanname van het
volume op 9.500. 000, - (1962) is opgetreden.
De maatregelen, welke de regering heeft genomen op grond van de wet
kapitaaluitgaven publiekrechtelijke lichamen geven aanleiding tot het
uitspreken van bezorgdheid met betrekking tot de realisatie van de inves
teringsplannen met name door de recente invoering van de centrale finan -
ciering, zulks vanwege de krapte op de kapitaalmarkt.
De ontwikkeling op de kapitaalmarkt heeft aanleiding gegeven tot een
ingrijpen van de regering om te voorkomen, dat door een te grote onder
linge concurrentie van geldvragers de marktrente nog hoger opgestuwd zou
worden. Dit is het positieve punt van de ingreep. Anderzijds moeten bur
gemeester en wethouders wel enigermate de bezorgdheid delen. Er is nog
te weinig bekend over de wijze, waarop de centrale financiering praktisch
gaat werken om bepaalde uitspraken te doen. Burgemeester en wethouders
vrezen wel, dat er een vertragende werking van zal uitgaan. Alle midde
len zullen worden aangewend om de nadelige gevolgen zoveel mogelijk
te beperken.
Ook de ontwikkeling met betrekking tot de verfijningen wordt alge
meen als teleurstellend ervaren. Burgemeester en wethouders blijven de
zaak op de voet volgen en grijpen alle mogelijkheden aan om de belan
gen van Breda onder de aandacht te brengen. Over de verfijningskosten
monumentenzorg kan thans worden medegedeeld, dat in volgende jaren
het voordeel van deze verfijningsgrondslag groter zal zijn dan thans is be
rekend. Er zijn nog een aantal lopende of afgewerkte restauratieprojecten,
waarvan het bedrag van de subsidiabele kosten door het rijk nog moet wor
den vastgesteld. Op dit punt bestaat een belangrijke achterstand bij het
rijk.
De datum van de vaststelling van de werkelijke kosten door de minister is
bepalend voor het moment, waarop de verfijningsbepaling gaat werken.
Wat de nieuwe restauratieprojecten betreft kan worden aangenomen, dat
bij opvolging van de rijksrichtlijnen met betrekking tot de subsidiabele
kosten door de gemeente de gemeentelijke investering in grote lijn als
rendabel kan worden aangemerkt. Dit geldt zowel voor de restauratie van
monumenten die de gemeente in eigendom heeft, als voor subsidies die
de gemeente verleent in restauratiekosten van monumenten, eigendom
van derden.
Na deze algemene opmerkingen wil spreker overgaan tot de detail
punten, welke aan de orde zijn gestéld. Daarbij zal hij zoveel mogelijk
de volgorde van de sprekers aanhouden.
De heer Broeders is het in grote lijnen eens met de visie van burgemees -
ter en wethouders over de wijze van begrotingsbehandeling, doch meent