16 DECEMBER 1965. 481 huur kan worden besteed, maar er is een vrij groot aantal gevallen bij, dat door allerlei factoren ter zake van de oplossing wordt gefrustreerd. In bepaalde gevallen kan men de huur van 171% van het inkomen wel op brengen, maar daarbij zijn een aantal maatschappelijke moeilijkheden aanwezig. Het bestedingspatroon speelt daarbij een rol. In dergelijke ge vallen is de oplossing dikwijls een tijdrovende zaak. Burgemeester en wet houders zijn bereid om met enige urgentie te werken aan de mogelijkheid om de daarvoor aangewezen kaders van het maatschappelijk werk juist voor die gevallen een samenspraak op te bouwen. Dit is al aan de orde in de commissie van overleg voor het maatschappelijk werk. Dit lijkt het aangewezen orgaan om tezamen met burgemeester en wet houders, enerzijds voorlichtend, anderzijds assisterend,mee te zoekennaar oplossingen om in deze een beleid op te bouwen. Dat zal van de andere kant gemakkelijk kunnen uitlopen op een beleid voor de verdere toekomst, want na de oplossing van de kwantitatieve woningnood blijft er het rest- probleem van de kwalitatieve woningnood. Ten aanzien daarvan doet zich ook daarbij het verschijnsel voor van huurcapaciteiten e. d. en dit zal vroeg of laat bij het probleem van de sanering op grote schaal een grote rol spelen. Tot in die situatie is het dringend geboden, dat het huisvestings beleid van gemeentewege wel degelijk wordt geschraagd door de inzich ten, zoals die leven in het vlak van het maatschappelijk werk en in het vlak van de industrie. De heer Broeders en ook enige andere sprekers, hebben geattendeerd op de "doorschuifpremiëring". Uit nog niet gepubliceerde cijfers van het centraal bureau voor de statistiek is af te leiden, dat bij inkomens bene den 3. 000, - gemiddeld 20% van het inkomen wordt besteed aan huur. Dat zou op zich een normale zaak zijn, maar hoe hoger men komt in de inkomensgrens, hoe lager de percentages der huren worden. Zo komt men bij de inkomens van 4. 500, - aan 15%, bij de inkomens van 6. 000, - aan 11%, bij de inkomens van 9. 000, - aan 9% en bij de inkomens van 11. 000, - aan 8% gemiddelde huurbesteding. Dat zijn uitermate bedenke lijke cijfers. Spreker voegt hieraan toe, dat deze cijfers voor het gehele land gelden. Spreker realiseert zich hierbij, dat er zeer veel factoren op dit statistische gemiddelde van invloed kunnen zijn. Men zou ze dus be paald niet representief voor de Bredase situatie behoeven te noemen. Maar zelfs al zou de Bredase situatie aanmerkelijk gunstiger zijn, dit mag op grond van de ervaring worden aangenomen, dan nog is het probleem van een dergelijke omvang, dat men er met het in het leven roepen van een premieregeling niet komt. Er ligt een kant en klare regeling in de lade van het bureau. Die behoeft slechts voor de dag te worden gehaald, maar aan de andere kant is het zo, dat wil men op enig niveau en met enig volume invloed uitoefenen op het verschijnsel van verhuizen van goedko pere naar duurdere woningen, dan wijst de berekening uit, dat hier jaarlijks een formidabel bedrag voor nodig zal zijn. Het gaat om een bedrag van meer dan 100. 000, -, misschien wel het dubbele daarvan en dan vraagt men zich natuurlijk wel eens af of het middel niet erger zal zijn dan de kwaal. Burgemeester en wethouders staan daarom op het standpunt, dat ten aanzien van de oplossing van dit verschijnsel geappelleerd moet worden aan het gezond verstand en het verantwoordelijkheidsbesef van de Bredase

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 481