482 16 DECEMBER 1965. burgers. Daarnaast worden alle wapens gehanteerd, die burgemeester en wethouders in de hand hebben bij de toewijzing van woningen. Daarbij wordt nadrukkelijk uitgegaan van de norm van 17|% en misschien dat dat percentage in de toekomst nog wel een stijging zal moeten verto nen. In verband met hetgeen de heer Melzer in dit opzicht heeft opgemerkt verwijst spreker naar een uitspraak van de betrokken minister, die beweert, dat 70% van de Nederlandse bevolking te goedkoop woont in verhouding tot zijn inkomen. Als dat waar is wordt daarmede getekend hoe groot de omvang van dit probleem is en wordt daarmede verduidelijkt, dat de op lossing veel meer zal moeten worden gezocht in het nationale huurbeleid. De heer Broeders heeft ook nog gesproken over de mogelijkheid van huisvesting voor aanstaande echtparen. Spreker wil daarover wel een me dedeling doen, maar hij hoopt, dat daaruit geen verwachtingen zullen worden gewekt, die wellicht niet kunnen worden gehonoreerd. Het is al tijd gevaarlijk op dit terrein iets los te laten, omdat er zo weinig goede verstaanders zijn. Ongetwijfeld rekent spreker de raad tot de goede ver staanders, maar naar buiten wordt de wens zo spoedig vader van de ge dachte en wordt er meer aan toegekend dan wordt bedoeld. Duidelijk is intussen, dat de toenemende oplevering van woningen in de continuproduktie het middel bij uitstek is om verlichting te brengen in dit knellend probleem. Mocht bij de oplevering van woningen in het ko mende jaar 1966 in een snelle toewijzing en snelle bezetting van wonin gen vertraging optreden - dat is uiteraard denkbaar - dan staan burgemees ter en wethouders op het standpunt, dat zij geen enkele leegstand in de nieuwbouw zullen tolereren en dan zullen ongetwijfeld de aanstaande echtparen in het toewijzingsbeleid worden betrokken. Dit is dus geen de finitieve toezegging, ze is min of meer conditioneel. Er bestaat geen twij fel aan het recht van aanstaande echtparen op huisvesting. Dat wordt zon der meer erkend, maar de moeilijkheid is alleen, dat men de nodige zelfstandige huisvesting ook kwantitatief moet kunnen bieden. In 1965 is weloverwogen ruimte gelaten in het huisvestingsbeleid voor een aantal andere factoren, die wellicht op het eerste gezicht een door kruising zouden kunnen betekenen ten aanzien van het streven naar een snelle oplossing. Er is in 1965 zeer nadrukkelijk aandacht besteed aan de industrie van Breda, omdat daarmede ook het welzijn van de gehele ge meenschap is gebaat. Er is ook rekening gehouden met het onderwijzend personeel, want dat is strikt nodig. In de onderwijssector komen vrij veel mutaties voor en dat kan alleen worden gecompenseerd, wanneer men daarvoor een plaats in ruimt in het huisvestingsbeleid. Ditzelfde geldt ook voor het personeel van de ziekenhuizen, terwijl ook voor militairen en gerepatneerden een eigen plaats in het beleid was ingeruimd. Burgemeester en wethouders wil len deze beleidslijn ook voor 1966 continueren en burgemeester en wet houders blijven bereid om aansprekende industriële belangen in het be leid mede te nemen. Het vorderingsbeieid beweegt zich in de richting van meer vrijheid;

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 482