486 16 DECEMBER 1965. Er zijn op het ogenblik in Breda vier bouwteams voor de woningbouw, waar in zeven produktiestromen zijn ondergebracht, systeemscholen en een winkelcentrum. Er zijn dit jaar 1338 woningen gereedgekomen, vorig jaar was dit aantal 845, zodat er een brutostijging is te noteren van 58%. Men moet zich goed realiseren, dat deze produktie is bereikt met een initieel contingent van in totaal 735 woningen. Het behoeft dus geen betoog wat de waarde is van de op gang gebrachte bouwstromen. Voor volgend jaar dient wederom eenzelfde initieel contingent als basis. Dit is redelijk,om dat het contingent, waarover de provincie de beschikking zal hebben,on geveer op hetzelfde niveau ligt als dat van het vorig jaar. Verondersteld mag worden, dat de verdeling daarvan zich op dezelfde wijze zal voltrek ken. Dit kan betekenen, dat de extra toeslag voor arbeidsbesparing nog hoger zal worden. Er was namelijk dit jaar voor een bepaalde produktiestroom een arbeids besparing van 45%, waardoor kan worden aangenomen, dat de contingent stelling voor iedere 100 woningen 60 is, maar wil de produktiestroom op gang worden gehouden, dan zal het noodzakelijk zijn in het komende jaar nog 381 eenheden extra te ontvangen boven het initieel contingent. Dan alleen is er nog maar voldoende om de produktiestroom op gang te hou den, waarbij dan wel rekening is gehouden met een aantal woningen voor kleine bouwers en een aantal eenheden voor de particuliere bouw, waar voor ook al geruime tijd aanvragen liggen te wachten. Hieruit blijkt vol doende duidelijk hoe moeilijk het zal zijn om naast dit alles nog andere bouwprojecten in aanbouw te nemen. Daar staat tegenover, dat als de bouwproduktie nog enige jaren op dit niveau kan worden gehandhaafd, in het huisvestingsbeleid een andere fase gaat aanbreken; wethouder van Boxtel heeft daarop al gewezen. De heer Melzer heeft in verband met het huisvestingsbeleid gevraagd of het niet verstandig zou zijn te streven naar 4-kamerflats, naar 2- of 3-kamerwoningen, waarbij hij kennelijk denkt aan doorschuiving, die in het huisvestingsbeleid alleen maar nuttig kan zijn. Hij stelt zich voor, dat die in de particuliere sector zouden moeten worden gebouwd, maar spreker acht dit momenteel nauwelijks haalbaar, afgezien nog van andere factoren dan de contingentsbestedingsmetho- den. Spreker wijst in dit verband op de situatie op de kapitaalmarkt. De heer Quadekker heeft gevraagd naar de stand van zaken met betrek king tot de Haagse Beemden. De voorzitter heeft in zijn antwoord al in grote lijnen aangeduid, dat er bij de beide gemeenten Breda en Prinsen beek overeenstemming bestaat, maar dit is nog geen direct antwoord op de vraag van de heer Quadekker. Thans is het zo, dat het gemeentebe stuur van Prinsenbeek bereid is aan de raad voor te stellen wederom een halfjaarlijks voorbereidingsbesluit te nemen, waardoor voor het gebied van de Haagse Beemden, dat over enige tijd naar Breda zal overgaan, een beveiligende stedebouwkundige maatregel wordt getroffen. Het is na melijk nog met mogelijk - en men zal daarvoor begrip hebben - een zo danig stedebouwkundig plan, passende in het kader van de wet op de ruim telijke ordening, op te stellen, dat reeds thans tot onteigening in het ge bied van Prinsenbeek kan worden overgegaan. De termijn is bewust op een half jaar gesteld om daardoor onszelf en de technische diensten een ter mijn te stellen in de veronderstelling, dat het plan dan ook gereed zal zijn. Als kleine bijzonderheid wil spreker wijzen op het bestaan van een hoog-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 486