489 16 DECEMBER 1965. Spreker dacht, dat het verkeersgeleidingsplan niet moet worden gezien als een alternatieve oplossing voor hetgeen de heer Vis bedoelt. Het blijft een aanvullende voorwaarde om in de binnenstad het verkeer in goede ba nen te houden. Zo moet men het dus ook begrijpen. Een van de bedoelin gen van het verkeersgeleidingsplan is onder meer ook geweest het dwars doorsteken door de stad te voorkomen, zodat men niet zoals nu het geval is, vanaf de Haagdijk tot aan de Boschstraat de stad kan doorkruisen. De bedoeling is dat te verhinderen en het verkeer via de meer aangepaste ring weg te doen verlopen. Spreker verwijst overigens naar het onderzoek van het EMPEO, waarbij het openbaar vervoer ook wel een grote rol zal spelen. Spreker voegt hieraan nog toe, dat er een permanent overleg bestaat met de representatieve vertegenwoordigers van de binnenstad. De gehouden be sprekingen zijn als zeer prettig en constructief ervaren en spreker gelooft, dat het ook nuttig is bij de ontwikkeling van de binnenstad ook te betrek ken, degenen, die daar zakelijke belangen hebben. Het zal ongetwijfeld op de duur wel zo worden, als de heer Vis heeft verondersteld, dat de binnenstad voor een groot deel voetgangersgebied zal moeten worden om daar het kopend publiek de sfeer en de rust te geven, die toch wel aantrekkelijk zijn voor ieder winkelcentrum. De heer Melzer heeft opgemerkt, dat de overheid voor de extra-voor zieningen geen extra middelen ter beschikking stelt en heeft de vraag ge steld of het niet nuttig zou kunnen zijn eens te onderzoeken wat het door gaand verkeer al aan Breda heeft gekost. Spreker gelooft, dat dat een moeilijk te becijferen bedrag zou zijn en het heeft ook weinig zin dit te doen, hoewel spreker het overigens met de gemaakte opmerking eens is en men allerwege de vraag kan stellen of de rijksoverheid met betrekking tot de wegen, die ook voor het doorgaand verkeer van betekenis zijn en door de steden worden aangelegd, niet tot bijdrageverlening zou moeten overgaan. Daarover is op landelijk niveau ook wel een gesprek gaande en spreker hoopt met de heer Melzer dat daaruit ook voor Breda tastbare re sultaten zullen voortvloeien. Of dat gebeurt is een nog volkomen onbeken de zaak. De heer Quadekker heeft gesproken over de parkeergarage en heeft gezegd: dat is eigenlijk nog maar een eerste begin. Spreker is het daarmede wel eens en er moet van de zijde van het gemeentebestuur dan ook voortdurend worden uitgezien naar een verdere uitbreiding van de parkeervoorzieningen rondom de binnenstad. Daarover zijn ook wel bepaalde initiatieven op gang gekomen, die nog niet direct op resultaat zijn uitgemond, omdat het wel bekend is, dat het creëren van parkeergarages altijd een niet-renda bele zaak is. Het zal dus altijd wel wat moeilijkheden kosten om daarme de succes te boeken. Maar spreker is het wel eens met de gemaakte opmer kingen dat voor de leefbaarheid van de binnenstad meer parkeergelegen- heden zullen moeten worden gemaakt dan alleen de parkeergarage biedt. De heer Melzer heeft nog een opmerking gemaakt over de in de binnen stad aanwezige grote open ruimten, welke voor militaire doeleinden wor den benut en welke beter voor andere functies kunnen worden gebruikt. In zijn algemeenheid kan spreker deze opmerking wel onderschrijven. Aan de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 489