498
16 DECEMBER 1965.
licht ook voor de fractie redenen zouden kunnen zijn om de gemeentelij -
ke nakeuring al of niet te handhaven. Na nauwkeurige bestudering van dat
rapport is hij tot de conclusie gekomen dat dit niet zo is. Uit de woorden
van de heer Broeders meent hij enigszins te mogen begrijpen dat er in de
K. V. P. -fractie toch ook een groot aantal - of misschien wel bijna alle
leden - is dat met de huidige situatie niet erg tevreden is.
Naar spreker's mening bestaat op het ogenblik in een gemeente als Breda
geen behoefte meer aan een dergelijke gemeentelijke nakeuring. Er zijn
ook andere gemeenten geweest die de K. F.C. hebben verlaten, bijvoor
beeld Venlo en Roosendaal. De gemeente Nijmegen had oorspronkelijk
een eigen nakeuring, doch die is afgeschaft.
Dit heeft geheel in de lijn van de ontwikkeling gelegen. Door het huidig
kabinet is nog geen standpunt bepaald, het verwijst naar een commissie
die als voornaamste opdracht heeft gekregen om het vraagstuk van de na
keuring te bezien tegen de achtergrond van de filmkeuring in het alge
meen. Hij gelooft dat dit laatste inderdaad juist is, de filmkeuring moet
in het algemeen landelijk worden bekeken. In zoverre kan hij het met de
opvatting van de voorzitter eens zijn zoals die indertijd is gepubliceerd.
Anderzijds meent hij dat dit niet meebrengt dat daarom dus de plaatselij
ke filmkeuring in Breda gehandhaafd zal moeten worden. Gesteld is wel
dat voor verschillende gemeenten variërende oplossingen mogelijk moeten
zijn. De oplossing zoals spreker die voor Breda voor ogen staat is het af
schaffen van deze gemeentelijke nakeuring. Hij meent dat dit ook in
overeenstemming is met een andere gedachte die door de begroting heeft
gespeeld, namelijk een beperking van de uitgaven. Er is hier een post
waaraan bepaald geen behoefte meer bestaat, zodat .deze kan worden ge
schrapt. Op grond van de argumenten door spreker naar voren gebracht
handhaaft hij zijn voorstel om de post voor de K. F. C. te schrappen.
Uit het antwoord van wethouder Meijs heeft spreker beluisterd dat wellicht
in het le kwartaal 1966 een mededeling of een voorstel zal worden gedaan
omtrent de vuilverwerking en dat dit in het seniorenconvent zou worden
gebracht. Hij is er in het algemeen vóór om bepaalde vraagstukken die
daarvoor geschikt zijn in het seniorenconvent te brengen, maar meent dat
er hier duidelijk een afdeling is die zich in het bijzonder met deze zaak
bezighoudt. Dit is het aangewezen orgaan om het probleem te bespre
ken.
Na de opmerkingen van wethouder Bastiaensen naar aanleiding van spre
ker's opmerking over de planning van de scholen zijn er bij spreker toch
nog wel een aantal vragen opengebleven. Als voorbeeld noemt hij het con
tact met bijzondere scholen in verband met de problemen betreffende de
hele sector van het openbaar onderwijs, wat daarbij hoort en wat daarme
de te vergelijken is.
Spreker meent dat het misschien goed is de gehele problematiek eerst nog
eens in de afdeling voor het onderwijs aan de orde te stellen, omdat het
wellicht beter is om dan op die wijze op een aantal details in te gaan voor
dat op een of andere wijze in de vorm van een survey of wat het dan mo
ge zijn aan de raad iets wordt medegedeeld over de planning die burge
meester en wethouders hierbij voor ogen staat. Hierbij benadrukt hij zich
ervan bewust te zijn dat het gemeentebestuur ten aanzien van de bijzon
dere scholen een beperkte taak heeft.
Wat betreft eventuele saneringen bij de kruisverenigingen is spreker er zich