509 16 DECEMBER 1965. Uit de betrekkelijke onkunde van de raad over de betekenis van het over legorgaan blijkt wel dat er te weinig contact en voorlichting is geweest. Om de zaak op gang te brengen zullen de gedachten, die hier in de raad naar voren zijn gebracht in het bestaande overleg worden geïntroduceerd, waarna burgemeester en wethouders zich tot juist genoemde raden wenden teneinde hun gevoelens te vernemen, waarop dan onze voornemens kunnen worden medegedeeld. Dan zal worden afgewacht wat de reacties zullen zijn. Wanneer die binnen zijn zal beraad volgen. Dan is bekend hoe men in burgemeesterskringen, maar ook in burgemeester en wethouders, alsme de in raadskringen omtrent dit gezamenlijk werk denkt. Om met de heer Kroon te spreken worden we dan eikaars gevangenen, maar we komen dan in een gevangenis waarin de weg geleerd wordt haar ruimtelijke ordening. Spreker heeft gemerkt dat er zeer veel raadsleden zijn die in aanstelling van een ambtenaar voor de public-relations een blijvend belang zien. Ei genlijk zou men ook nog eens bij de pers zelf te rade kunnen gaan, om te vragen hoe of dat eigenlijk bij hen ervaren wordt. Heeft men daar wel het gevoel te weinig voorlichting te krijgen? De laatste tijd zijn er verschillende journalisten in de gelegenheid gesteld om niet alleen van het dagelijks bestuur in de gemeente kennis te nemen, maar ook meer gedocumenteerd inzake en entree te krijgen in de werking van de diensten, zoals bij het vervoerbedrijf, de brandweer en de politie. Daarna zal in de kranten "weekbladachtige" voorlichting worden gevonden, wat weer eens iets anders is dan dagelijks gebeuren. Spreker stelt zich voor de pers dus zelf nog eens te raadplegen. Komende aan de bespreking van de K. F.C. zegt spreker dat de heer Vis heeft gezegd dat hij een gevoelige materie gevoelig heeft benaderd. Ja, hij heeft met een gevoelige touch voorgesteld het subsidie voortijdig in te trekken en geheel met de K. F. C. te breken. Spreker stelt hiertegenover dat de regering een staatscommissie heeft inge steld, die Rijk en gemeeenten hieromtrent gaat adviseren. Het is niet erg gevoelig en opportuun daarop te gaan prejudiceren en te zeggen: "U ver gadert maar, brengt maar rapporten uit, wij hebben er geen behoefte aan en maken er een eind aan". De vraag van de heer Broeders beantwoordend wat kan nu worden verwacht gezien de beraadslaging in het seniorenconvent, zegt spreker dat het hem het liefste zou zijn - ook in het licht van wat de vereniging gedaan heeft - dat er voorlopig een status-quo wordt gehandhaafd. Wil men dat niet dan zou van de zijde van burgemeester en wethouders een voorstel kunnen wor den gedaan om de rijkskeuring te volgen en alleen wanneer de K.F.C. "D" stelt motivatie te vinden om tot nakeuring over te gaan. Een nakeuring dan door een instantie niet alleen door katholieken gevormd. Men kan ook niet zeggen dat is allemaal veel te moeilijk, wie moet dat doen, men moet daar mensen voor aanwijzen. Wie heeft daar zin zin? De raad kan dit na tuurlijk ook aan de burgemeester delegeren, door hier een parallel te trek ken met zijn toezicht op het toneel etc. Het is duidelijk dat als deze weg wordt ingeslagen toch nog beraad nodig is. Het college moet zich beraden hoe of dat allemaal zou moeten gebeuren. Het zou spreker het liefste zijn even af te wachten wat er op landelijk ni veau uit de bus komt en wat de rijkskeuring aan wijzigingen zal ondergaan, lis heer Kroon heeft een mening vertolkt die in protestants-christelijke

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 509