512
16 DECEMBER 1965.
op het niveau van het v.h. m. o.daarna zal verder worden nagegaan. Te
zijner tijd zal dit in de afdeling onderwijs aan de orde worden gesteld.
Gezegd is dat de gemeente ten aanzien van het subsidiëntenoverleg gevan
gene is. Het is maar een vraag met welk gevoel dit woord wordt gebruikt.
In de gedachte van de heer Kroon is dat: het gevangen zijn. In de gedach
te zoals door spreker wordt getekend, namelijk dat het subsidiëntenoverleg
wordt omgezet in een gemeenschappelijke regeling is het een noodzakelijk
kwaad wat aan een hoger en beter doel gebonden is. Er zullen, zoals reeds
is gezegd, bepaalde voordelen mee worden bereikt.
Ten aanzien van de gemeentelijke u. 1. o. kan de heer Melzer hetzelfde
antwoord worden gegeven als de heer Vis. Juist omdat burgemeester en wet
houders het geheel van openbaar en openbaar niet confessioneel als een zien,
wordt gemeend dat het stichten van een gemeentelijke u. 1. o. niet een
zaak is die direct overwogen moet worden. Dit omdat er op het gebied - in
het bijzonder het niet confessionele onderwijs - toch nog eigen richtingen
zijn, die ook op dit gebied eigen activiteiten hebben.
Of Breda door de verdeelsleutel van het subsidiëntenoverleg te zwaar betaalt,
ontkent spreker. Er wordt verhoudingsgewijs betaald naar het aantal inwoners
en de gemeenten die instituten binnen hun kring hebben betalen een vesti
gingssubsidie. Die subsidie zou misschien wel meer kunnen zijn, maar die
wordt al jarenlang zo betaald.
Spreker veronderstelt dat hij zich over de kwestie van de plaatsing van de
bibliotheek en de leeszaal misschien niet voldoende duidelijk heeft uitge
drukt. Het is niet de bedoeling om te zeggen dat deze bij de Beyerd komen.
Wegens de verbouwing die in de Beyerd gaat plaatshebben is gedacht aan
de plaatsing van een eventueel nieuw bibliotheekgebouw.
De heer MELZER zegt dat het hier gaat om het gebouw van de V.V.V.
niet over de bibliotheek.
Wethouder BASTJAENSEN deelt mede dat de plannen daarvoor in voor
bereiding zijn en hij hier geen reden vindt om hierover uit te wijden.
Wethouder VAN BOXTEL zegt dat is gevraagd of in het komende jaar
een voorlichting aan de raad is te verwachten over de fluoridering van drink
water.
Op dit moment ontgaat het spreker echter wat voor een toezegging daarover
concreet zou moeten worden gedaan. Als gezegd zou worden dat die voor
lichting zou worden verkregen, dan moet dit naar zijn mening inhouden dat
die voorlichting uitmondt in een voorstel. De raad heeft meer dan voldoen
de kansen om zich via allerlei literatuur te informeren over de fluoridering.
Het presenteren van een voorstel, waa rna een uitspraak van de raad moet
worden vastgekoppeld aan de voortgang van de bespreking inzake het forme
ren van een gezamenlijke produktiemaatschappij. Het overleg met de Noord-
West-Brabantse Waterleidingsmaatschappij is nog in volle gang. Persoonlijk
is spreker niet bij dit overleg betrokken - dat is een andere portefeuille - en
hij kan dus niet zeggen hoeveel tijd dit zal vergen. Hij zou toch aan de
raad willen vragen om deze zaken met elkaar verbonden te laten omdat hij
weinig heil ziet in het doen van een uitspraak in het algemeen, zonder dat
daar een concrete uitvoering op wordt gegeven of zal volgen. Uit beleids
overweging zou dit standpunt door het college behoren te worden gehand-