516 16 DECEMBER 1965. onderwijs voor het lager onderwijs een wenselijke methode is. Dat zou het zijn indien de uitkeringen voor het kleuteronderwijs ook zo lonend waren, want de uitkeringen voor het kleuteronderwijs zijn ook te gering. De er varing leert dat het vastleggen van dergelijke normen, wat door de over heid gebeurt op basis van bepaalde enquêtes, weer gericht is op het bijzon der onderwijs. Daar houdt men zich dikwijls aan lagere voorzieningen om binnen de normen te blijven, waardoor men in een vicieuse cirkel belandt. Spreker zegt toe nogmaals over deze zaak te denken en er binnen dekring van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten over te praten. De heer BA YENS zegt dat eigenlijk de kleinere scholen werden bedoeld. Die komen dan gelijkwaardig te staan met de grotere. Wethouder BASTIAENSEN beaamt dit, maar zegt dat dit geldt voor de lokalen, niet voor de leerlingen. De heer BA YENS zegt dat in het centraal rapport in een antwoord opeen vraag wordt betreurd dat voor de vergoeding ex artikel 101, voor het uitge breid lager onderwijs eigenlijk maar een stijging optreedt van 5%°]o. Er wordt gezegd dat deze matige groei parallel loopt met de stijging van het natio naal inkomen. Het is toch wel interessant om de verhouding te zien tussen al de procenten die bij de verschillende begrotingen naar voren komen en de trendmatige groei van de u. 1. o. -vergoedingen. Gisteravond is gezegd dat de subsidies - door de hogere lonen - met 17°lo stegen, die u. 1. o. komt er dan voor 1966 maar karig af. Wethouder BASTIAENSEN zegt dat het trekken van een parallel met subsidies natuurlijk niet helemaal op kan gaan, want bij het onderwijs zijn 5f salarissen, 5f lonen - waar juist die bijzondere 17°]o zitten, volkomen gedekt door de uitkering van het rijk. De stijging van 5heeft alleen maar betrekking op de uitgaven voor on derhoud, het college heeft hier dus de trend aangehouden. Spreker moet wel toegeven dat bij het lager onderwijs die stijging hoog is, omdat dat een noodzakelijk gevolg is van de uitgaven die de gemeente voor het ei - gen onderwijs doet. Misschien zou het bedrag voor de u.l. o. hoger zijn geweest indien er een gemeentelijke u. 1. o. zou zijn geweest. In ieder ge val zou worden betaald wat de gemeente zou moeten betalen. Aangezien hier geen gemeentelijke u. 1. o. is, is het vanzelfsprekend dat de nationale trend van 5irfo is aangehouden. Bovendien kan hij erbij ver klaren dat tot op heden niet is gebleken dat men bij de uitkeringen aan het u. 1. o. bepaald te laag zou zitten, want dan zou dit wel uitkomen. Er zijn dus twee redenen.- 1. het salaris valt er volkomen buiten en er is dus alleen onderhoud waarvoor de trendmatige verhoging van 5{"Jö is aangehou den en 2. omdat het college van mening is dat nog nergens is gebleken dat de vergoeding te laag is. De heer VAN DER WERFF wil bij post 514 graag een informatie. Hier loopt het college in feite vooruit op datgene wat bij het in werking treden van de wet op het voorbereidend wetenschappelijk onderwijs realiteit zal zijn. In Breda is men derhalve 1| h 2 jaar op het schema voor. Nu vraagt hij of

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 516