517
16 DECEMBER 1965.
bij schrapping van deze post voor de Bredase bijzondere dagscholen v. h. m.o.
van te voren voldoende informatie is gegeven. Dit temeer omdat het
boekjaar van de school anders valt dan het door de gemeente hanteerde.
Deze scholen heeft naar zijn weten goed gebruik gemaakt van deze zoge
naamde vormingssubsidies en het zou jammer zijn als er misschien zekere
moeilijkheden zouden ontstaan.
De heer KROON zegt hierover een vraag te hebben gesteld. Het ant
woord hierop gaf volledige informatie.
Wethouder BASTIAENSEN zegt dat die informatie inderdaad heeft
plaatsgehad en wel zodra het betreffende besluit was genomen.
De heer VAN CASTEREN wil zich ten aanzien van hoofdstuk VIII par.
16 bepalen tot de cultuursurvey. De korte tijd, welke de raad voor deze
nota ter beschikking had heeft het eigenlijk een beetje moeilijk gemaakt
om de gedachten goed te ordenen. Met alle waardering voor dit korte en
duidelijke overzicht, concludeert spreker dat er zijns inziens de wethou
der op de duur nog moeilijker onderuit zal kunnen met een nota te komen.
Het huidige stuk roept zoveel vragen op dat er alleen maar uit te komen
is wanneer er een meer omvattend stuk komt, waarin de zaken wat meer
gecorrelleerd worden gegeven.
Als voorbeeld daarvan noemt spreker de op pagina 3 vermelde coördinatie
van de Beyerd, de Stadsschouwburg en de stedelijke muziekschool, die on
der leiding van eigen directeuren zijn geplaatst, rechtstreeks onder burge
meester en wethouders. Spreker wijst erop dat die vorm voor het congres
gebouw niet is gekozen. Dit zal naar zijn oordeel straks ook vragen oproe
pen.
In pagina 4 wordt over de Beyerd en de Stadsschouwburg gesproken. Het
komt hem voor dat die verhouding straks tot moeilijkheden aanleiding kan
geven.
In de korte historie van het samengaan kon worden bemerkt dat de zaken
niet helemaal kunnen worden gescheiden. Persoonlijk kan hij zich een een
hoofdige leiding denken van het hele complex Beyerd/Stadsschouwburg.
Dit onderwerp leent zich voor een bespreking in de culturele afdeling.
Op pagina 6 wordt met betrekking tot de stadsverfraaiing en de monumen
tenzorg gesproken over de constante inspiratie nodig voor de besteding van
het fonds artistieke werken. Met name denkt spreker hier aan het weggaan
door de heer van Velzen en wat het college daarna wil gaan doen.
Een belangrijke vraag is zijns inziens welke redenen ertoe hebben geleid
om in de komende drie jaar de voeding van het fonds stop te zetten; inhet
investeringsschema ontbreekt immers voor de komende drie jaar het vaste
bedrag van 50. 000, - dat daar gewoonlijk voorkwam.
Op het bureau subsidiezaken worden momenteel al deze werkzaamheden
verricht.
Spreker vraagt of dat daar misschien een organisatorisch betere oplossing
gevonden zou kunnen worden.
Over het stedelijk museum zijn besprekingen gaande inzake de inrichting
van het gebouw. Dit is toch een gemeentelijk eigendom en kan daarvoor
door ons zelf niet het initiatief worden genomen?
Op pagina 7 wordt gesproken over de betekenis van Breda als centrum voor