16 DECEMBER 1965.
521
Op pagina 8 staat geschreven dat de culturele sector binnen het raam van
het geheel van de overheidsactiviteiten een bepaalde prioriteit heeft. Te
begrijpen is, aldus spreker, dat hij die best naast zorg voor openbare orde
en maatschappelijke voorzieningen wil plaatsen.
Ook dan zou men eventueel naar zijn smaak nog vast kunnen stellen hoe
de verhoudingen daarbij moeten zijn, maar hij mist nog dan gevoel voor
de prioriteiten binnen de culturele sector.
Moet eventuele voorkeur afgeleid worden uit de nadelige saldi? Welke cri
teria, welke maatstaven worden nu in feite aangelegd?
Spreker wil een ander voorbeeld aanhalen. Aan het hoofd van de sociale
dienst, de geneeskundige dienst of van de dienst van openbare werken staat
een directeur. Indertijd heeft spreker gewezen op de noodzaak en de wen
selijkheid van een directeur van de gemeentelijke culturele dienst. Eer
lang wordt de directeur van de Stadsschouwburg, Turfschipper en de direc
teur van de Beyerd verlaat - jammer genoeg - de gemeentedienst. Is nu
niet in feite het moment gekomen om een geheel nieuw, zuiver organisa
torisch verband te construeren? Maar neen, op pagina 6 blijkt dat er "sa
menspraak" door het college wordt verkozen.
Spreker kan daar, waar het instellingen van particulier initiatief betreft
natuurlijk alleszins inkomen, maar waarom er niet een aparte gemeente
lijke culturele dienst zou komen, is hem niet duidelijk.
Misschien is het goedkoper, zeker is het rationeler en dat is zelfs in decul
tuursector van bijzonder grote betekenis. Het is niet zo dat hij pound
foolish, but penny wise wil zijn. Eerder omgekeerd. Zo bijvoorbeeld ten
aanzien van enkele punten in het culturele beleid van de voorgenomen schouw -
burgbouw. De fractie-voorzitter heeft al aangekondigd dat hij ook dat
punt hierbij zou willen betrekken.
De dienst - zoals die spreker voor ogen staat - zou eens diepgaand moeten
gaan analyseren wat voor een schouwburg er nu eigenlijk in nieuwbouw moet
gaan verschijnen. De mens van vandaag is namelijk niet meer afgesteld
op het massale.
Er zijn net zo min grote veldslagen, alleen maar guerilla's. Er is geen
waardering meer voor Wagner, wel voor Pinter. Er zijn geen spektakelstuk
ken meer of symfonieën waar men graag en in grote getale naar gaat kij
ken, wel een enkele viool of saxofoon en een toneel met een sober vuilnis
vat erop.
Vandaar dat hij hier zijn verzoek - vorig jaar bij de begrotingsbehandeling
gedaan - met klem zou willen herhalen: ga nu eens denken aan een klein
intiem theater van ongeveer 350 plaatsen, dat zal een veel groter succes
hebben.
Het al zo lang geleden gelanceerd idee "civic-centre" staat of valt niet
met het aantal zitplaatsen van die nieuwe schouwburg. Het staat of valt
uit de aard der zaak niet alleen met die schouwburg, maar het staat in ver
band met het gevoel van verbondenheid van de Bredase burgers met hun
stad. Het is niet zozeer een culturele supermarkt, alswel het forum. Zo'n
emotie komt makkelijker ook via de individuele benadering van een klei
ne groep dan via massale groepen.
Ten aanzien van de nieuwbouw van de schouwburg is er in Breda een ge
rechtvaardigde angst. De lokale bladen hebben die vrees bij herhaling ver
woord.
De Stem schreef op 24 oktober 1962: "De bouw van een nieuwe schouwburg