524
16 DECEMBER 1965.
Spreker zegt dit niet omdat minister Vrolijk een partijgenoot van hem is.
Hij herinnert er in dit verband aan dat ook toen minister Cals dit departe
ment beheerde (het had toen nog een andere naam) door spreker uit de toe -
lichting op diens begroting werd geciteerd.
Hij vindt het daarom bijzonder verheugend en bemoedigend, dat, zoals het
college in het survey schrijft, de inzichten, in de toelichting van de minis
ter neergelegd, in belangrijke mate parallel lopen met de gedachten, die
hierover bij het college leven.
Met belangstelling heeft hij kennis genomen van het gestelde onder punt 5::
samenspraak tussen de diverse culturele instellingen. De door het college
bedoelde samenspraak lijkt hem een uitstekend idee en wordt door hem zeer
nuttig geacht.
Overigens meent hij zich toch wel te moeten aansluiten bij hetgeen de he
ren van Casteren en van der Werff gezegd hebben, namelijk dat dit survey
niet voldoende is en dat er te zijner tijd een cultuurnota moet volgen.
Tot zover, aldus spreker, iets over het cultuursurvey, gedateerd 14 decem
ber 1965.
BIBLIOTHEEKWEZEN.
Gehoord de debatten in de laatste raadsvergadering en het betoog in de
algemene beschouwingen is er voor spreker geen reden om over de bibliotheek-
situatie in onze stad veel te zeggen. Hij zou het college echter willen wij
zen op de meest recente cijfers, gepubliceerd in het twee-kwartalenrap-
port 1965 van de sociografische dienst, waaruit blijkt, dat de belangstel
ling voor beide bibliotheken aan het teruglopen is. Dit verschijnsel, dat hem
ten zeerste heeft gefrappeerd, kan van belang zijn bij de te zijner tijd te
treffen maatregelen.
Overigens is spreker met de wethouder van mening dat een van de voor
naamste oorzaken van de moeilijkheden door de te lage rijksbijdragen wor
den veroorzaakt. Deze bijdragen zijn ten opzichte van de gemeentelijke
helemaal scheef gegroeid.
MANIFESTATIES EN FESTIVITEITEN.
Naar zijn mening zijn de uitgaven onder deze post, die er mede toe
dienen op bepaalde dagen opleving en gezelligheid in de stad te bewerk
stelligen, van groot belang en veel nut. Er moet getracht worden te voor
komen, dat de slogan "Breda is een dode stad" weer tot leven wordt gewekt.
Er is voor hem dan ook geen reden deze uitgaven en subsidies extra kritisch,
dat wil zeggen kritischer dan andere uitgaven, te beoordelen, zoals in het
centraal rapport wordt gevraagd,
STEDELIJKE MUZIEKSCHOOL.
Het aantal leerlingen per 1 oktober 1965 van in totaal ongeveer 350 is
nog niet bepaald indrukwekkend. Daarbij valt echter te bedenken, dat de
school nog maar korte tijd draait. Hij verheugt zich in ieder geval over de
decentralisatie van de algemene muzikale vorming, daar dit voor deze tak
van onderwijs van veel belang is. Misschien is het mogelijk de aandacht
van de ingezetenen nog wat intensiever en in een meer geschikte vorm op