538
16 DECEMBER 1965.
ten.
Een andere vraag is om indien de bijdrage vervalt, wat uit de aard der
zaak mogelijk en hopelijk is, de jongens die deze school bezoeken in hun
studiekosten te subsidiëren.
Wethouder BASTIAENSEN zegt dat de reden van het vervallen van post
546/4 door het college in het antwoord op het centraal rapport is verteld.
De heer Biemans heeft gelijk dat daartegenover de post van 1.650, -
moet vervallen.
Dat staat ook in de begrotingswijziging die hier gelijktijdig is ingediend.
Graag zou spreker nog vernemen waarom gevraagd is de leerlingen uit Bre
da subsidie te verlenen.
De heer BIEMANS dacht dat het een algemene vraag was. Andere leer
lingen die in Breda een middelbare school volgen worden toch ook gesub
sidieerd.
Wethouder BASTIAENSEN vraagt of er voor deze school ooit een subsi
die per leerling is geweest. Of voor de school in Tilburg.
De heer BIEMANS zegt dat die van Breda niet is ontvangen, wat ver
band houdt met deze post huisvestingskosten.
Als spreker wordt toegezegd dat deze zaak nog eens wordt besproken heeft
hij daar echter voldoende vrede me e.
De VOORZITTER vraagt zich af of Breda niet alleen leerlingen dienaar
andere steden gaan individueel subsidie geeft, wanneer de eigen stad die
school niet heeft. Hij ziet hier staan "lagere tuinbouwschool" en meent te
weten dat er hier ook een is.
Onder deze omstandigheden kan van subsidieverlenen geen sprake zijn.
Wethouder BASTIAENSEN zegt dat het hem nog niet duidelijk is wat de
heer Biemans bedoelt. Er stond een post 546/4 die vervalt, waartegenover
die post van 1.650, - wordt afgevoerd.
In de begroting staat wel een subsidiebedrag per leerling voor bezoek aan
de school in Tilburg.
De heer BIEMANS herhaalt hierop zijn verzoek over deze zaak een ge
sprek te hebben met wethouder Bastiaensen.
Wethouder BASTIAENSEN gaat hiermede akkoord.
Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS zegt met betrekking tot post 570.01,
dat bij de vorige begrotingsbehandeling aan het adres van het bestuur van
het Stedelijk Museum een vermoeden werd geuit dat de subsidiegelden -
het ging speciaal over de aankoop van voorwerpen - niet altijd efficiënt
besteed werden. Men had het vermoeden "een kat in de zak" gekocht te
hebben zoals het verwijt luidde of - en hier citeert zij lettelijk: "in dit ge
val een tussen 1918 en 1933 gedreven oud object in stede van een 17e
eeuws produkt van zilversmeedkunst". Spreekster vond het,gezien het be
drag wat ermee gemoeid was, de moeite waard om zich nader te oriënte-