541 16 DECEMBER 1965. De VOORZITTER zegt dat burgemeester en wethouders dit kunnen on derschrijven. De heer VAN CASTEREN zegt nog eens te hebben nagedacht over de tijdelijke beëindiging van de stortingen van 50. 000, - in het fonds arti stieke werken. Hij kan zich hiermee niet verenigen en vraagt daarom te worden beschouwd als te hebben tegengestemd ten aanzien van hoofdstuk VIII. De VOORZITTER vraagt of dit gewenst wordt ondanks die storting van 1 °lo. De heer VAN CASTEREN zegt dat die storting er altijd is geweest. Hij kan zich, ter motivering van zijn standpunt niet voorstellen dat juist de ze 50. 000, eraf moeten, dit is de enige uitgave die vrij is vast te stel len tegenover alle mogelijke investeringen in de technische sfeer, die nu eenmaal moeten gebeuren. Met akkoord te gaan komt hij in conflict met hetgeen hij hierover in het verleden steeds heeft gezegd en hij blijft erbij tegen het hoofdstuk VIII te stemmen. Hierna worden de ramingen van hoofdstuk VIII vastgesteld, alsmede de besluiten welke behoren bij de paragrafen 2, 7, 7A en 9, onder aante kening dat de heer van Casteren geacht wordt te hebben tegengestemd. Hierna sluit de voorzitter te 0.45 uur de vergadering met het gebrui kelijk gebed. De secretaris, De voorzitter,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 541