17 DECEMBER 1965 543 Uit het antwoord van burgemeester en wethouders blijkt dat deze schuld 51.216, - beloopt. Spreker merkt echter op dat er niet bij vermeld is of het een hoge of lage schuld betreft. Gaarne zou hij van burgemeester en wethouders vernemen of er reden is voor enige onrust op dit gebied of dat er gesproken kan worden over een normaal verschijnsel, dat dus aanvaard baar is. Wethouder VERMEULEN antwoordt de heer van Duijl dat burgemeester en wethouders de situatie met betrekking tot de huurachterstand niet onrust barend vinden. Vragensteller heeft uit het antwoord van burgemeester en wethouders op het centraal rapport kunnen lezen dat in 142 gevallen tot af sluiting werd overgegaan. Dit zijn dus inderdaad de gevallen, die hopeloos waren. Spreker is van mening dat niet gesproken kan worden vïöieenhoge huur achterstand. Hij vindt het echter goed dat hierover een vraag is gesteld, omdat dit punt regelmatig de aandacht moet blijven houden van burgemees ter en wethouders en van de dienst. Hij zegt gaarne toe dat dit zal geschie den. De VOORZITTER wijst de heer van den Eeden erop, dat een gerechte lijke uitspraak een incidentele zaak is, waaruit men niet een algemene re gel mag concluderen. Burgemeester en wethouders zijn van mening, zo zegt spreker, dat deze materie in de raadsvergadering is behandeld en dat door dit college is gesteld dat er abnormaal misbruik van zal worden gemaakt. Bovendien is door de Kroon geen vernietiging van het raadsbesluit uitgespro ken. Daarom hechten burgemeester en wethouders geen waarde aan de in cidentele uitspraak van een rechter, die een uitspraak in tegengestelde zin, heeft gedaan. Overigens is spreker persoonlijk van oordeel dat de besproken zaak op de juridische facetten moet worden onderzocht, waarbij in het oog moet worden gehouden dat berichtgeving in een dagblad niet zo genuanceerd is als de ju risprudentie. Burgemeester en wethouders overwegen niet, zo zegt spreker, hun gedrag op ait punt te veranderen. De heer VAN DEN EEDEN kan er zich mede verenigen, dat de voorzitter erop gewezen heeft dat het een incidentele uitspraak van de rechter is. Maar de opmerking van hem dat de gemeenteraad zich niets van de uitspraak van de rechter behoeft aan te trekken, kan hij niet verklaren. De VOORZITTER merkt op dat een rechter uitgaat van een concreet ge val en elk geval zal dus verschillend zijn, ook al lijken deze gevallen op pervlakkig hetzelfde. Spreker kent de verordening van de gemeente Tilburg niet en weet ook niet of het een vergelijkbare zaak is met de in Breda ge troffen regeling. Wethouder VAN BOXTEL deelt mede dat er in Tilburg inderdaad het een en ander te doen is geweest. Maar de heer van den Eeden heeft alleen het eerste persbericht ter sprake gebracht, doch niet het persbericht wat daarop is gevolgd. Uit deze publikatie is gebleken dat het om een concreet geval van oplichting ging, waarover uitspraak is gedaan door de rechter.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 543