567
17 DECEMBER 1965.
merkt, doch spreker is het daarmede niet eens. Hij gelooft, dat het zijn
uitwerking heeft op de tarieven in de horecabedrijven, omdat men opver-
schillende plaatsen toch een zekere gelijkmatigheid in de prijzen moet
hebben. De logeerbelasting zou een afwijking in de prijzen tot gevolg heb
ben en dat zou er weer de oorzaak van zijn, dat de horecabedrijven min
der kunnen rekenen, omdat ze weten, dat de klant behalve zijn rekening
ook nog de belasting zal moeten betalen.
De bezoekers, die nu in ruime mate in de stad komen, zouden wel eens
kunnen zeggen: We rijden Breda maar voorbij".
Spreker gelooft, dat de angst, die het college met betrekking tot de invoe
ring van logeerbelasting heeft, in veel plaatsen bestaat. De situatie in
Valkenburg ligt iets anders, omdat Valkenburg genoodzaakt is in verband
met zijn beperkte stedelijke bouw, bijzondere voorzieningen te treffen om
de grote stroom van gasten op redelijke wijze te kunnen verwerken.
De inkomsten uit de belastingen kan de gemeente goed gebruiken, doch
men moet ook bekijken welk resultaat met een maatregel bereikt wordt en
daarom wil spreker voorshands de situatie te Breda maar laten zoals ze is.
Mevrouw VAN MIERLO zegt het standpunt van de wethouder te kunnen
begrijpen. Zij meent echter, dat de belasting geen invloed op de prijzen
in de horecabedrijven hoeft te hebben, omdat de verschuldigde belasting
op de rekening kan worden bijgeschreven.
De VOORZITTER zegt, dat wij in dit soort zaken in het buitenland an
ders ervaren dan hier te Breda. Als men iets eist van de vreemdeling, waar
toe hij wel bereid is, dan moet je ook iets bieden. De steden die de belas
ting invoerden hebben een Kurhaus of andere vermakelijkheden.
Wethouder MEIJS voegt hieraan nog toe, dat invoering van logeerbelas
ting voor Breda niet veel zou opbrengen, omdat volgens de gemeentewet
het tarief slechts toegepast mag worden na een verblijf van zeven dagen.
De meeste mensen, die hier komen zijn op doorreis en daarom brengt zo'n
belasting voor Breda niet veel op.
De heer VAN CAULIL zegt geen behoefte te hebben hierop uitgebreid
in te gaan, doch hij wil wel aan het adres van mevrouw van Mierlo zeg
gen, dat men rechten moet hebben, alvorens men een belasting invoert.
Hij vraagt zich af in welke zaken ten behoeve van de vreemdeling de ge
meente iets geïnvesteerd heeft. Verder vraagt hij zich af of, als de vra
genstelster in een plaats komt waar belasting op regenwater wordt geheven,
wij hier in Breda hetzelfde moeten doen. Hij gelooft, dat men eerst goed
gedocumenteerd moet zijn, voordat men een dergelijk voorstel doet.
De VOORZITTER beaamt dit laatste en waar er geen sprekers meer zijn,
die algemene beschouwingen wensen te houden stelt hij hoofdstuk I aan de
orde.
Dit hoofdstuk wordt conform vastgesteld.
HOOFDSTUK II.
De heer KOERTSHUIS zegt, dat het college op een desbetreffende vraag