570 17 DECEMBER 1965. Hij weet dit uit zijn ervaring als plaatselijk voorzitter van een bepaalde organisatie voor ambtenaren en heeft dit bepaald niet uit zijn duim ge zogen. Als het college van mening is dat geen verder uitstel van de nieuwe gra tificatieregeling mogelijk is, heeft spreker daarover niets meer te zeggen. De heer VAN DEN EEDEN zegt zich te kunnen aansluiten bij hetgeen de heer Koertshuis over het gratificatiebeleid gezegd heeft. Met betrek king tot dit beleid is spreker het met de wethouder niet eens. Er zijn mensen, die boven anderen uitsteken en die niet voor een periodieke ver hoging in aanmerking kunnen komen en die ook niet in een hogere rang geplaatst kunnen worden. Voor deze mensen, die geen extra-beloning kunnen ontvangen, is destijds het gratificatiebeleid ingesteld en niet al leen om de salarissen op te trekken. De wethouder weet ook, dat, indien men in een bepaald jaar qua prestatie uitsteekt boven een ander en dat niet te honoreren is met een extra periodiek of het plaatsen in een hoge re rang, men dan voor een gratificatie in aanmerking kan komen. Op de ze wijze vinden deze mensen erkenning voor hun prestaties. Verder stelt spreker bezwaar te hebben tegen het spel, dat door de wet houder in het georganiseerd overleg is gespeeld. Als werkgevers en werknemers niet tot overeenstemming kunnen komen moet er getracht worden een compromis tot stand te brengen, anders is er van overleg geen sprake. Bij schrijven van 9 december j. 1. heeft men nu wel medegedeeld, dat men over het jaar 1965 nog het oude gratifica tiebeleid zal voeren, doch spreker had toch liever gezien, dat men aan de tafel was gaan zitten om deze zaak te bespreken. Indien er argumenten zijn van de kant van het gemeentebestuur zullen die zeer zeker ontvankelijk zijn bij de vertegenwoordigers van de organi saties, maar dan moet het andersom ook het geval zijn. Als de organisa ties met ervaringsfeiten komen, dan moet het gemeentebestuur die niet alleen aanhoren, maar dan moet het ook de moed op kunnen brengen om overeenkomstig de wensen en verlangens, die redelijk en billijk zijn, te besluiten. Wethouder VAN BIJNEN antwoordt aan de heer Koertshuis betreffende de Goede Vrijdag-viering, dat de Kerk het aanvangsuur der plechtighe den juist verzet heeft, opdat iedereen in de gelegenheid zou zijn die bij te wonen. Hij vindt het logisch dat het gemeentebestuur in deze de Kerk volgt. Aan de heer van den Eeden antwoordt spreker met betrekking tot het gra tificatiebeleid, dat het spel is gespeeld, zoals dat gespeeld moest worden en zoals dat normaal gespeeld wordt. Door het georganiseerd overleg zijn dezelfde argumenten gebezigd als die welke hier ter tafel komen en daar over is met de heren uitvoerig van gedachten gewisseld. Het enige wat men fout spel zou kunnen noemen is dat spreker bij die gedachtenwisse- ling gezegd heeft, dat er weinig kans zou zijn om het standpunt van het college in deze te veranderen. In het georganiseerd overleg is toen gezegd, dat deze eerlijke wijze van handelen toch wel geapprecieerd werd. Daar na heeft spreker aan het overleg medegedeeld, dat de bezwaren aan het college zouden worden voorgelegd en dat daarna de beslissing van het col lege schriftelijk zou worden medegedeeld.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 570