63 17 FEBRUARI 1965. nog gebeuren, vooral omdat uit het rapport niet precies blijkt hoe de S{ verhouding zou moeten zijn. Hij is van oordeel dat er in de omgeving ee van het station een grote behoefte bestaat voor het lang-parkeren. Dit de is een zeer gerechtvaardigde behoefte. pc Tevens wil spreker bij deze gelegenheid nog eens onder de aandacht van m burgemeester en wethouders brengen de verkeerssituatie van het Stations- in plein, teneinde de mogelijkheid open te houden reizigers weg te bren- pc gen. Wellicht wordt bij het huidige plan de mogelijkheid wel geschapen. pc Vaak is het thans een chaotische toestand. Tenslotte vraagt spreker of m voor andere delen van de stad ook de keuze zal vallen op parkeerme- In ters of dat burgemeester en wethouders ook nog denken aan het gebruik zi van perkeerschijven. Hij heeft de indruk dat het goed is dat er zoveel m mogelijk eenheid gaat bestaan. Resumerende stelt spreker voor de mo gelijkheid voor kort-parkeerders te beperken tot 56 plaatsen en zodra er behoefte aan blijkt te zijn dit aantal uit te breiden. re hc De heer VAN DER WERFF zegt dat hij bij de begrotingsbehandeling v; reeds een pleidooi heeft gehouden voor de lang-parkeerders op het Sta- bc tionsplein en omgeving. Wethouder Vermeulen heeft toen medegedeeld U: dat daarvoor voldoende ruimte zou blijven langs de spoorlijn. Hij heeft o\ het gevoel dat voor de lang-parkeerders voldoende ruimte overblijft en hc zeker als de suggestie die bij de begrotingsbehandeling door burgemeester m en wethouders werd gedaan bewaarheid wordt, nl. dat men meer van b; openbare vervoermiddelen gebruik zal gaan maken. 111 De kort-parkeerplaatsen zijn een werkelijk voordeel voor de automobi- al listen, die even op het Stationsplein moeten zijn. Pf Spreker had dezelfde vraag willen stellen als de heer Vis nl. of het de Sj bedoeling van burgemeester en wethouders is om de parkeermeter over ef de gehele stad te gaan hanteren. Hij zou echter een andere conclusie e] aan deze vraag willen verbinden. Niet de uniformiteit is naar zijn me- di ning het voornaamste doch een zo groot mogelijke souplesse en aanpas- Zf sing aan de verschillende situaties in de diverse delen van de gemeente. Over de parkeermeterverordening zou spreker gaarne 2 vragen willen a] stellen en een opmerking willen maken. zi Indien burgemeester en wethouders de tijd van parkeren vaststellen en di de plaats, zoals spreker meent in de verordening gelezen te hebben, dan tn vraagt hij zich af waarom de raad over de plaats moet praten. Hij gaat It er volledig mee akkoord dat burgemeester en wethouders de bevoegd- k; heid hebben de tijd van het parkeren te bepalen, doch hij vraagt zich ei af of het niet beter is dat de raad over de plaats telkenmale zijn oordeel Bi zou kunnen geven. Ook in het voorstel van burgemeester en wethouders o< leest hij dit eigenlijk. oi In artikel 4 van de verordening staat - en dit komt hem een probleempje de voor - "het tijdstip, dat niet samenvalt met of onmiddellijk volgt op de pi feitelijke aanvang van de parkeertijd". Hij vraagt zich af of na afloop D van de parkeertijd bijbetaald mag worden, want dan begint eigenlijk een pl nieuwe periode met een nieuwe feitelijke aanvang of mag dit niet. Het w komt hem voor dat zo als het artikel thans geredigeerd is dit discutabel bi is. lc Deze vragen zullen wellicht vrij eenvoudig te beantwoorden zijn. o' bi

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 63