67 17 FEBRUARI 1965. Het advies van de commissie komt dus hierop neer: houdt de uren bij de parkeermeters zo kort mogelijk. Spreker zegt dat dit een advies van de commissie, uitgaande van de ju ridische situatie, een suggestie is. Hij neemt aan dat burgemeester en wethouders dit advies dan ook gaarne zullen volgen. Tenslotte is spreker van mening dat aan de interpretatie van de Hoge Raad weinig te veranderen zal zijn. Wanneer de Hoge Raad in de par- keermeterverordening een belastingverordening ziet, hetgeen een pro cedure ontlokt en met zich brengt een behandeling van de overtreding voor de politierechter, dan ligt het naar zijn oordeel niet op de wegvan burgemeester en wethouders en /of de raad daar iets op te verzinnen. De door de Hoge Raad aangewende rechtsgang moet gevolgd worden. De heer VAN DER WERFF is het volkomen met de voorzitter eens, dat het moeilijk zal zijn om de beslissing van de Hoge Raad te wijzigen. De beslissing welke over de Haagse verordening is gevallen, zal ook voor de verordening van de gemeente Breda gelden. Het ging er spreker om, dat hij zich realiseerde dat de automobilist veel zwaarder wordt aangepakt dan bij overtredingen in het gehele verkeerscomplex. Tenslotte wil spreker een vraagteken zetten bij de bepaling dat burge meester en wethouders de plaats bepalen waar parkeermeters zullen wor den geplaatst. De VOORZITTER zegt dat het in de bedoeling lag een algemene ver ordening te hebben, die straks zal dienen voor alle plaatsen en alle tij den die burgemeester en wethouders in de toekomst zullen verordeneren. Het is onmogelijk voor iedere plaats en tijd een nieuwe verordening te maken. De heer VAN DER WERFF vraagt of de raad deze verordening maakt. De VOORZITTER zegt dat er dat ook staat. Wethouder VERMEULEN zegt dat als hij de heer van der Werff goed begrijpt, deze bevreesd is dat burgemeester en wethouders op eigen ge zag in het kader van de voorliggende verordening verder op iedere wil lekeurige plaats in de stad parkeermeters zouden kunnen plaatsen. De heer VIS kan na de toelichting van wethouder Vermeulen begrip hebben voor de beslissing van burgemeester en wethouders om 20 plaat sen voor de kort-parkeerders er bij te nemen, temeer omdat er in de Spoorstraat nog parkeerplaatsen zullen worden gecreëerd. Over de algemene situatie zou spreker toch nog graag een opmerking willen maken. Wethouder Vermeulen heeft hierbij het bedrijfsbelang van de Nederlandse Spoorwegen in het geding gebracht en dit afgewo gen tegen het gemeentelijk belang. Hij meent dat er daarnaast ook nog wel enkele andere bedrijfsbelangen bij betrokken zijn. Hetgeen ook geldt voor de kort-parkeerders. Spreker heeft er echter volledig begrip voor dat de spoorwegen hier wel een heel duidelijk belang hebben en hij meent ook dat het van heel erg grote betekenis zou zijn als er een goed overleg tussen de gemeente en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 67