76 17 FEBRUARI 1965, groting van het cultureel centrum, te storten in het op te richten fonds artistieke werken. De heer ZUTREGTOP is in tegenstelling tot de uitlating van de heer van Casteren persoonlijk nog al huiverig voor de constructie, waarbij aan één persoon deze belangrijke taak van voorbereiding en pre-advise- ring in dit soort van investeringen wordt opgedragen. Ofschoon hij deze persoon kent als iemand, die niet de aspiraties zal hebben van een lo kale kunstpaus, is hij toch wel bang dat deze belangrijke functie, deze man in handen gelegd, zou kunnen leiden tot een zodanig beleid dat mogelijker wijze een bepaalde kritiek zou kunnen gaan ontlopen, juist omdat dit soort aanschaffingen bijna altijd uitmonden op kritiek van an deren. Dit heeft men onlangs kunnen vernemen bij de affaire in Zundert. Men is het niet altijd eens wat er in het aankoopbeleid gebeurt. Indien deze kritiek altijd op het hoofd van één man terecht komt, dan kan spre ker zich voorstellen, dat het zou kunnen leiden tot een vlakker aankoop beleid. Hij wil niet stellen dat dit nu zonder meer het geval zal zijn. Het is een vrees, die spreker heeft bij de bemanning door een persoon en daarom wilde hij echter voorstellen dat men uit zal gaan van een twee hoofdige advisering, waarbij toch wel met name de directeur van het cultureel centrum de opdracht heeft om tot een preadvisering te komen en als dus de tweede man het daarmede niet eens zou zijn, dan zal dit moeten blijken. Hierdoor zal een bredere benadering mogelijk kunnen zijn. De heer MENDES zegt dat dit voorstel de realisering is van een reeds lang door de raad bij herhaling geuite en gekoesterde wens. Hij verheugt zich dan ook over dit voorstel wat de financiële opzet betreft. Betref fende de advisering, waar de heer Zijtregtop zo juist over heeft gespro ken, krijgt men bij eerste lezing de indruk dat er inderdaad maar een man is, die adviseert. Leest men het voorstel verder goed dan blijkt dat er toch nog meer adviserende instanties zijn. De advisering begint bij de directeur van het cultureel centrum, doch daarnaast krijgt men ad viezen van de kunstenaars, van de belanghebbende diensten en afdelin gen. Daarna komt nog het advies van de raadsafdeling culturele zaken en tenslotte zullen burgemeester en wethouders ook nog wel een advi seur hebben. Spreker is van mening, dat er voldoende geadviseerd wordt over de besteding van het geld. Spreker wenst echter nog een enkele bemerking te maken over de 100. 000, - waarmede burgemeester en wethouders wensen te beginnen. Hij vindt dit een merkwaardige suggestie van burgemeester en wethou ders omdat op het ogenblik van het raadsbesluit burgemeester en wet houders het beheer over het fonds krijgen en jaarlijks vóór 1 maart ver slag zullen doen aan de raad over de besteding van de middelen. Het is hem daarom niet duidelijk waarom burgemeester en wethouders nu de beschikking willen hebben over 100. 000, - omdat naar spreker's mening zij de beschikking hebben over het gehele fonds. De heer VAN DER WERFF wenst namens zijn fractie adhesie te betui gen aan dit bijzondere voorstel, waarbij zij dit voorstel zien als een paragraaf van een bij de begrotingsbehandeling besproken survé op cul-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 76