17 FEBRUARI 1965.
82
De heer VAN CAULIL deelt mede, dat het niet belangrijk is en dat
hij in derde instantie niet wenst te spreken, maar toch wil hij wel laten
merken, dat hij in tweede instantie iets had willen zeggen. Wethouder
Bastiaensen is echter meteen doorgegaan op de vraag van de heer Mendes
en daarmede was de tweede instantie beëindigd.
Wethouder BASTIAENSEN geeft de heer van Caulil gelijk. Hij heeft
uit diens woorden begrepen dat zo er iets voor het stadhuis uit het fonds
wordt gekocht, de heer van Caulil ermede akkoord gaat, omdat hij
daarin ook representatie voor de stad ziet. Als gemeente hebben wij een
museum in de stad en spreker is van mening dat het geen bezwaar kan
opleveren dat uit het fonds wel eens een bedrag wordt gegeven voor aan
schaffing van een voorwerp voor dit museum. Men mag niet vergeten
dat het fonds, behalve door de 1 °jo regeling ook gevoed wordt door
50» 000, - Per jaar uit de algemene middelen der gemeente. Dit geeft
dan ook volledig het recht om kleine bedragen van het fonds te gebrui
ken voor musea en andere representatieve gebouwen. Het spreekt van
zelf dat de sierende elementen het hoofddoel is.
De VOORZITTER zegt dat het fonds uit verschillende bronnen gevoed
wordt en men kan niet altijd zeggen waar de middelen vandaan komen.
De besteding moet echter behoorlijk gespreid liggen.
De heer VAN CAULIL gaat ermede akkoord, omdat bij de voorstel
len van burgemeester en wethouders er altijd nog de gelegenheid is er
over te spreken.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
33. ORGANISATIE-ONDERZOEK OPENBARE BIBLIOTHEKEN.
34. BIJDRAGE COMITÉ NATIONALE BEVRIJDINGSDAG BREDA EN
EUROPADAG 1965.
35. OVERSCHRIJVING KREDIET BINNEN BEGROTING GEMEENTELIJKE
SPORTSTICHTING.
36. OVEREENKOMSTIG HUUROVEREENKOMST "HET EI" EN EXPLOI
TATIE "WOLFSLAAR" EN "HET EI".
De heer VAN GISBERGEN constateert dat het zwembad "Het Ei" in
gemeentelijke exploitatie gaat komen en dat de heer van Brink onge
veer 30 jaar met de gemeente altijd op een prettige wijze heeft samen
gewerkt. Spreker is van mening, dat de gemeente zich gelukkig kan
prijzen dat de heer van Brink bij de gemeente werkzaam zal zijn om de
exploitatie van de zwembaden tot stand te brengen. Hij is van oordeel
dat het gepast is hier op deze plaats voldoening uit te spreken voor de
manier waarop met de heer van Brink is samengewerkt en voor de wijze
waarop deze overeenkomst is tot stand gekomen.
De heer MENDES spreekt er zijn teleurstelling over uit dat de 6 bij
lagen die bij dit voorstel behoren, alleen maar ter visie zijn gelegd en