86 17 FEBRUARI 1965. nemen met het garanderen van rente en aflossing over de onrendabele top, waarbij hij wil aantekenen, dat op de open markt zeker niet ho ger dan 60% van de bouwkosten wordt gegaan. Fixatie van dit percen tage is momenteel echter niet nodig. 70% van de 90% bouwkosten zou vanzelfsprekend kunnen worden aanvaard. Het voorstel van burgemeester en wethouders zou spreker echter wel willen handhaven met dien verstande echter dat burgemeester en wet houders zullenpogenbij kredietgevers dit gedaan te krijgen. Ten aanzien van de opmerking van de heer van der Zwan betreffende de vaste rentevoet, deelt spreker mede, dat deze bepaling juist in het voorstel is opgenomen ter bescherming van de geldnemer. Door het variabel stellen van de rente kan men de geldnemer in verle genheid brengen omdat men, wanneer men de hypotheek sluit, bij een vaststaand rentepercentage, deze rente gefixeerd weet. Garandeert men een variabele rente dan kan deze best hoger worden en daarom kan het schadelijk zijn voor de geldnemer. Natuurlijk kan men stellen dat dit ook zijn gunstige werking zal heb ben, indien de rentevoet omlaag gaat. Doch gerust mag gesteld worden dat de neiging van de geldgever om de rente te verlagen over het al gemeen niet sterk aanwezig is. Bovendien heeft de geldgever de weten schap dat de hypotheekgever bij oversluiting van de hypotheek belang rijke hypotheekkosten zal moeten betalen. Spreker wijst er op dat in het voorstel staat dat men de geldlening kan sluiten voor 5 tot 30 jaar. Men heeft dit dus zelf in de hand. Tenslotte is spreker van mening dat geldgevers geen bezwaar hebben bij de hui dige rentestand een langlopende geldlening af te sluiten. Bovendien is het usance dat bij dit soort leningen beide partijen het recht hebben de lening na een looptijd van 5 jaar vervroegd op te zeggen c. q. af te lossen. Daarom blijft hij van oordeel dat tegen dit punt van het voorstel van burgemeester en wethouders geen bezwaar kan bestaan. De heer VAN DER ZWAN zou nog willen wijzen op een bijkomstig voordeel van zijn voorstel om alleen de top van de lening te garande ren. Bij het voorstel van burgemeester en wethouders zal de gemeente 30 jaar lang de administratieve rompslomp van de garantie hebben. Betreffende de onveranderlijke rentevoet blijft spreker van mening ver schillen met wethouder Meijs. Hij gelooft dat de voorgestelde vorm alleen maar nadelen inhoudt. Bij deze onveranderlijke rentevoet zal de geldgever ongetwijfeld op het hoogste niveau gaan zitten. De heer VAN CASTEREN vraagt of het mogelijk is te bepalen dat de rentevoet niet hoger mag worden en de mogelijkheid van lagere rente dus open te laten. Wethouder MEIJS kan begrip hebben voor het idee van de heer van der Zwan dat het feitelijk geen zin heeft de geldlening tot en met de laatste aflossing te garanderen. Het is intussen niet zo dat de admini stratieve werkzaamheden voor de secretarie bezwaar oplevert. Deze wordt vanzelfsprekend gedaan door de geldgever. Deze is echter wel gehouden bepaalde gegevens aan de gemeente door te geven. Zoals b. v.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1965 | | pagina 86