103 13 APRIL 1966. Spreker meent dat het niet zaak is wie de interpellatie aanvraagt, de fracties moeten onder elkaar geen strijd aangaan wie hier nu het eerst het initiatief heeft genomen. Hij heeft onmiddellijk spontaan gereageerd hier achter te staan, omdat hij van oordeel was dat het voor deze zaak alleen maar nuttig was dèt er een interpellatie gehouden zou worden, waardoor een en ander duidelijker naar voren zou komen. Spreker stelt er prijs op dit te verklaren omdat ook van de kant van zijn fractie de wens om klaarheid in deze zaak te verkrijgen gaarne wordt ondersteund. In de zaak zelf zijn diverse onderdelen te onderscheiden. Als eerste deel is er de taak van het college, de handelwijze ervan, alsmede de voor lichting aan de raad. Spreker stemt, met wat de heer Vis heeft gezegd, ermee in dat de voorlichting volkomen correct is geweest. De al door de wethouder aangegeven onduidelijkheid dat oppervlakkige lezing aan leiding kan geven tot misverstand, onderschrijft hij. Aan de andere kant moet wel gezegd worden dat het natuurlijk zo is dat de stukken over de transactie met het seminarie ter visie hebben gelegen en ook in de afde ling voor openbare werken bekeken zijn. In zoverre kan hij dus instemmen met wat de wethouder heeft gezegd, de raad wist wat er te gebeuren stond. Aan de andere kant betreurt spreker wel - hoewel dit niet zo essentieel is - dat het voorstel niet nog zorgvul diger is geformuleerd. Vervolgens is het dan zo dat men moet zeggen: "Wat hebben we als raad bij de beoordeling van deze voorstellen gedaan?" Namens zijn fractie wil spreker graag stellen dat er naar aanleiding van de handelwijze van burgemeester en wethouders geen aanleiding is te zeggen dat daarmee een breuk zou zijn ontstaan in het vertrouwen tussen college en raad. Men kan natuurlijk van mening verschillen of de gemeen te met betrekking tot die benzineverkooppunten en motel misschien geen voordeliger transactie had kunnen doen. Dit is, denkt spreker, altijd het geval als men een zakelijke aangelegenheid bekijkt, men kan natuurlijk altijd van mening verschillen. De raad heeft destijds echter kennis kun nen nemen met alle onderscheidene bepalingen en is in zijn totaliteit akkoord gegaan. Natuurlijk waren er toen en dat weet de wethouder ook, ook wel vraagpunten, onder andere of er niet wat meer voordelen uit te halen zouden zijn. Achteraf zou misschien kunnen blijken dat de winst meer naar die kant of naar de andere kant uitvalt, dat zal de toekomst dus leren. Op dit mo ment is daar bepaald nog geen zekerheid over. Met betrekking tot het seminarie is ergens gezegd dat er een volkomen verantwoord beleid is gevoerd. In zijn algemeenheid kan dit beleid ook worden toegejuicht en men hoeft zich bepaald niet te schamen over dat gene wat met betrekking tot het seminarie is gedaan. Spreker gelooft integendeel dat als het nog zou moeten worden gedaan, het weer zo zou gebeuren. Vervolgens komt spreker tot de zaak die het meest in de publikatie is. De heer Vis heeft er al iets over gezegd en de voorzitter heeft er zelf iets van gezegd. Spreker is hem daar zeer erkentelijk voor en wil ervan zijn kant ook nog wel iets van naar voren brengen. Spreker stelt hetgeen is gezegd bijzonder op prijs en het is voor het ver trouwen tussen college en raad bijzonder belangrijk dat de burgemeester heeft gezegd als privépersoon gehandeld te hebben. Ook de uitdrukkelij ke verklaring dat de medeleden van het college geen voorkennis is ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 103