10 12 JANUARI 1966. ligheid zowel naar binnen (politie) als naar buiten via leger en rechtsbe deling en dergelijke algemene taken. De overheid had dus een beperkte, zeer beperkte opvatting over haar taak in het algemeen belang. De burgers behartigden via particuliere middelen de eigen particuliere belangen. Voor vertrouwen of toevertrouwen was in die état-gendarme eigenlijk van huis uit althans geen plaats. Thans kunnen we spreken veeleer van een "osmose" tussen staat en maatschappij, tussen publieke en private belan gen, tussen openbare en particuliere middelen: de subsidiëring heeft zo danige afmetingen aangenomen, dat er bij de belastingpolitiek rekening mee wordt gehouden. Belastingen geheven voor nog zo geheten "particulie re doeleinden"uiteraard met het oog op derzelver openbaar belang. Tussen die vroegere état-gendarme en de huidige verzorgingsstaat liggen diepe afgronden. In de afgelopen honderd jaar kan men spreken van een geleidelijke groei van de eerste naar de tweede staatsopvatting. Deze heeft bestaan uit het steeds verder terugdringen sinds ongeveer 1880 van die état-gendarme middels sociale wetten, onderwijswetten, kinderwetten, woningwet enz. tot wij thans kennen de verzorgingsstaat. Deze wordt ge kenmerkt, zoals Dr. Thoenes zegt, door een op democratische leest ge schoeid systeem van overheidszorg dat zich bij handhaving van een kapi talistisch produktiesysteem garant stelt voor het sociale welzijn van haar onderdanen. Die staat acht het collectieve sociale welzijn van zijn on derdanen gegarandeerd, indien de werkgelegenheid, de arbeidsbeloning, de koopkracht, het consumptievermogen, de sociale zekerheid, het cul turele leven en de burgerzin een zodanig niveau hebben, dat de lichame lijke en geestelijke volksgezondheid kunnen voldoen aan de eisen, die de medische en sociale wetenschap op dat ogenblik menen te moeten stellen. Deze verzorgingsstaat is, naar de mening van Prof. Plattel gebaseerd op het idee, dat de overheid geen afwachtende houding mag aannemen. Zij heeft vanaf het begin een eigen taak, die een subsidiair karakter draagt in die zin dat zij de pogingen van de afzonderlijke individuen en van de vrije organisaties moet ondersteunen, bevorderen, coördineren en richting geven met eerbiediging van ieders specifieke belangen. De roeping van de staat is van een omvattende, maar ook van een deli cate aard. Zij is omvangrijk, omdat alle belangen van de mens, zelfs de meest geestelijke toch ook een stoffelijk moment bezitten en daarom in een of ander opzicht binnen haar jurisdictie liggen. Zij is van delicate aard, omdat het overheidsgezag juist de vrije initiatieven van het maat schappelijk leven moet ondersteunen en niet verstikken. Voor de gemeen telijke bestuurstaak betekent een en ander naast bescherming door politie, brandweer, gemeentelijke geneeskundige en gezondheidsdienst en be scherming bevolking een actieve en planmatige maatschappelijke beheer sing, rakende de sociale verzorging, het scheppen van een optimaal cul tureel klimaat en de grootst mogelijke mate van welvaartsbevordering, waarbij in het economisch vlak in het bijzonder ook gestreefd zal moeten worden naar een wijze van besturen, die erop gericht is zoveel mogelijk te halen uit de altijd te geringe ter beschikking staande middelen en mo gelijkheden. Het is natuurlijk duidelijk dat aan deze ontwikkeling ook gevaren kleven en zelfs grote gevaren. De steeds verder gaande institutionalisering van overheidswege houdt het gevaar in zich van een overdreven staatscultus,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 10