119 13 APRIL 1966. gen met toelichtingen, balansen, verlies- en winstrekeningen met ac countantsverklaringen en jaarverslagen en het in artikel 10 genoemd jaar lijks verslag van de werkzaamheden van de subsidiëntencommissie kort na verschijnen voor de raad ter inzage worden gelegd, met de mogelijk heid zo daaraan behoefte bestaat, erover te discussieren. Er zou zich na melijk een situatie kunnen voordoen die het noodzakelijk maakt in een vroeger stadium dan bij de jaarlijkse begrotingsbehandeling de subsidië ring van de Brabantse kunstinstellingen onder ogen te moeten zien. De heer KROON zegt dat een van de belangrijkste autonome bevoegd heden van de raad gelukkig nog altijd het budgetrecht is. Hij is er zich wel van bewust dat wanneer er een gemeenschappelijk orgaan komt in gevolge de wet gemeenschappelijke regelingen, altijd een gedeelte van de autonomie van de raad aan deze regeling wordt overgedragen. De vraag is alleen maar wanneer een dergelijk gemeenschappelijk li chaam wordt ingesteld, of daar wel voldoende aanleiding voor is. Spreker ziet echt niet in dat het subsidie-overleg moet worden overge dragen aan een gemeenschappelijk orgaan. De heer Mendes heeft zo juist een aantal voordelen genoemd, doch dit zijn bestaande mogelijkheden die ook bij het subsidiëntenoverleg ook op het ogenblik al van kracht zijn. Spreker meent te weten dat de verhouding provincie 55gemeenten 45% er al was. Bij de instelling van het subsidiëntenoverleg heeft spreker al gesteld dat de raad op zekere hoogte gevangene zou zijn van dit overleg. Hij meent nu dat de raad onthalsd wordt, wat verder gaat als "gevange ne". Inderdaad is in deze periode niets meer over deze zaken gezegd, de za ken worden volkomen overgedragen, wat spreker's fractiegenoot al heel duidelijk heeft gesteld. Spreker moet zeggen er totaal geen behoefte aan te hebben tot deze subsidieregeling over te gaan en verzoekt met de be staande regeling door te gaan, waarbij de raad in ieder geval jaarlijks de mogelijkheid heeft om te kijken hoe de situatie bij de kunstinstellin gen in Brabant ligt. Hij hoopt dat meer leden van de raad dit standpunt volgen. Hij heeft wel alle vertrouwen in burgemeester en wethouders en ook in de man die namens dit college in dit orgaan zal komen, maar hij blijft het een beknotting van de autonomie van de raad vinden om dit voorstel te volgen en zegt dat het daarom voor hem onaanvaardbaar is. De heen BRCDEDERS zegt van de hier voorgestelde regeling al bij de begrotingsbehandeling vragen te heb ben gesteld. Hij meent als men hier praat over bevoegdheden van de raad en het overdragen van die bevoegdheden, dat men de zaak wel scherp moet stellen. Hij stelt dat men zich dan niet los kon maken van de ont wikkeling die al reeds heeft plaatsgevonden. Een ontwikkeling waar men eventueel op terug zou kunnen komen. Men moet zich dit dan heel dui delijk realiseren. De basis van de subsidiëring van deze instituten is ongeveer zo te formule ren dat de provincie en de grote gemeenten zich verplicht voelden om de instandhouding van deze intituten, met hun culturele waarde voor Bra-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 119