141
11 MEI 1966.
De heer VAN CAULIL vindt het een belangrijk punt dat deze brug ge
bouwd wordt. Hij verzoekt echter zo spoedig mogelijk met de bouw te be
ginnen, opdat aan de waterlast een einde zal komen.
Wethouder VERMEULEN deelt mede dat binnen afzienbare tijd met de
bouw van de brug zal worden begonnen.
Bij zijn weten zijn de afsluitdammen in dergelijke gevallen altijd open
gesteld voor het voetgangersverkeer. Wellicht ten overvloede zal spreker
de dienst van openbare werken het verzoek van de heer van Gisbergen voor
leggen.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
11. KREDIETEN VOOR STRAATVERLICHTINGSPLANNEN.
Wethouder MEIJS deelt mede dat de kredietaanvrage voor de kosten
voor wijziging van de middenberm voor het tweede object, genoemd in
het raadsvoorstel, de raad nog niet heeft gepasseerd. Burgemeester en wet
houders nemen daarom het 2e gedeelte van het voorstel, namelijk straat
verlichtingsplan Oranjesingel, terug.
Hierna wordt besloten tot het beschikbaarstellen van een krediet voor
het straatverlichtingsplan Christiaan Huygensstraat en Edisonstraat.
12. DOORSTROMINGSREGELING VAN GOEDKOPE NAAR DUURDERE WO
NINGEN.
De heer VAN CASTEREN deelt mede, dat het voorstel van burgemees
ter en wethouders naar zijn mening voor de gemeenteraad zeer aantrek
kelijk is, omdat in het verleden reeds meerdere malen over dit onderwerp
is gesproken. De raad heeft zich echter steeds bij de financiële consequen
ties volgende uit een dergelijke regeling moeten neerleggen, omdat het
onmogelijk was een doorstromingsfonds geheel ten laste van de gemeente
kas te laten komen. Het is daarom des te verheugender dat thans door toe -
doen van de rijksoverheid over een bedrag kan worden beschikt. Intussen,
zo zegt spreker, heeft de gemeente het bedrag van dit jaar reeds ontvan
gen. Het is thans dus mogelijk met deze rijksmiddelen een bepaalde door
stroming te bevorderen.
Spreker neemt aan dat het niet de bedoeling van burgemeester en wethou
ders is om uit eigen middelen bij deze rijksfondsen bij te passen, omdat
in het verleden gebleken is dat daartoe de nodige eigen middelen ontbra
ken. Eveneens is hij van mening dat dit in de toekomst niet tot de moge
lijkheden zal behoren, tenzij zich onverwachte ontwikkelingen zouden
voordoen.
Gaarne zou spreker van burgemeester en wethouders vernemen of de ver
wachting bestaat of met de van rijkswege beschikbaargestelde fondsen
zal worden uitgekomen.
Ten aanzien van de regeling zelf wil hij de opmerking maken dat deze
kort maar krachtig is; Dit kan hij persoonlijk erg toejuichen.
Over de regeling zelf heeft spreker de vraag of het de bedoeling is de be
dragen genoemd in artikel 2, onder b en c aan gewijzigde omstandighe-