11 MEI 1966. 144 Het zou derhalve denkbaar zijn in aanmerking te laten komen voor de vergoeding alleen zij die vanaf 1 januari j. 1. zijn verhuisd, waarbij niet gekeken dient te worden naar de motieven van deze verhuizing. De termijn, waarvoor de aanvraag moest worden ingediend, heeft spre ker in verschillende artikelen van de regeling gemist. In de wijziging op de regeling is deze termijn toegevoegd. Spreker is hiermede erg ge lukkig want daardoor wordt als het ware de datum van 1 januari in elk geval verschoven naar een latere periode. In de vergadering van de af deling heeft de wethouder gesteld dat hij zich hierover wilde beraden. Dit beraad blijkt inderdaad resultaat gehad te hebben. De heer KRAMER deelt mede, dat zijn fractie verheugd is over dit schrijven. Meermalen is hierop aangedrongen en het doet hem genoegen dat thans handelend kan worden opgetreden. Het komt spreker inderdaad verstandig voor om voorzichtig met deze doorstromingsmogelijkheid om dan na een jaar ervaring te kijken hoever men gekomen is. Spreker is niet aanwezig geweest in de vergadering van de afdeling en hij zou toch de wethouder nog een tweetal vragen willen stellen name lijk. Een bijdrage kan men vragen en ofschoon de regeling in officiële organen bekend wordt gemaakt, is hij van mening dat na verloop van tijd de regeling in de vergetelheid geraakt. Omdat het de bedoeling is van de regering de inwoners te stimuleren wil hij burgemeester en wethouders vragen hoe men de regeling onder hun aandacht denkt te houden. Tenslotte zegt spreker dat de tegemoetkoming in de inrichtingskosten van de woning maximaal 400, - bedraagt. Maximaal wil zeggen dat er ook een kleinere bijdrage gegeven kan worden. Hij zou gaarne van burger meester en wethouders willen weten welke norm gehanteerd zal worden om tussen niets en 400, - te manoeuvreren. Mevrouw DE BONTE zou gaarne vernemen of het mogelijk is dat ie mand van de twee regelingen gebruik kan maken. In een verhuizing kan dus sprake zijn van groot naar klein en van goedkoop naar duur. De heer VAN GASTEL is van oordeel dat het gehele voorstel bevre digt. Hij heeft op zijn tafel een aanvullend voorstel gevonden, waarbij artikel 7 gewijzigd is. Hierin staat vermeld dat het verzoek binnen twee maanden moet worden ingediend. Spreker acht dit een juiste maatregel. Hij wil burgemeester en wethouders echter verzoeken dit dusdanig te in terpreteren en artikel 7 zodanig aan te vullen dat de datum van ingang 1 april en de termijn van twee maanden gehandhaafd blijft, maar dat voor de vergunningen, verleend tussen 1 april en 11 mei de nodige soe pelheid zal worden betracht. Uitgaande van 1 april loopt de termijn van 2 maanden op 1 juni af en degenen die reeds een vergunning gekregen hebben zouden slechts een korte tijd hebben voor de aanvraag. Spreker zou voor deze gevallen een uitzondering willen maken en willen bepalen dat de termijn van 2 maanden vanaf heden of 1 juni gaat lopen. Wethouder VAN BOXTEL deelt de heer van Casteren mede en haakt hierbij in op het gezegde van de heer v. d. Werff, dat men zich niet in de diepte-psychologie van de regeling moet begeven, dat het de strek-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 144