154
11 MEI 1966.
Ie werk. De raad voor de beroepskunst heeft zich unaniem hiermede ak
koord verklaard.
Spreker zegt dat de vacature, ontstaan door het aftreden van de heer van
Gurp, ertoe heeft geleid te bekijken of in dezelfde sector, waaruit de heer
van Gurp kwam, een vervanger aanwezig was. De contacten die hierover
zijn geweest, hebben niet tot resultaat geleid. Bovendien schrijft de rege
ling niet voor dat een vervanger uit dezelfde sector moet komen. Destijds
bij de samenstelling van de raad heeft men aan de hand van de praktijk
op dat moment de keuze op bepaalde personen bepaald. De keuze behoeft
echter niet precies dezelfde te blijven. Een speciale functie bij een be
paald bedrijf moet als lid van de raad voor dé beroepskunst ook wel een
speciale culturele belangstelling hebben.
De heer KRAMER heeft uit de woorden van de wethouder begrepen dat
niet meer zo strak aan de oude regeling wordt vastgehouden. Hij zou ech
ter de wethouders toch wel willen herinneren aan de min of meer moei
zame toezegging dat er uit spreker's kring ook iemand de kans heeft om
in de raad voor de beroepskunst zijn kunnen te tonen.
Spreker vindt het jammer, dat men op dit moment met deze wens, nu men
van de strakke regeling is afgestapt, geen rekening heeft gehouden.
Wethouder BASTIAENSEN wijst erop, dat door de heer Kramer niet een
juiste voorstelling van zaken is gegeven. Bij de begrotingsbehandeling
heeft hij gezegd dat hij zich goed kon voorstellen, dat er in bepaalde
kringen de wens zou bestaan dat er geestverwanten in de raad voor de be
roepskunst zitting zouden hebben. Hij heeft er toen op gewezen dat er
geestverwanten zitting in de raad hebben, doch wellicht een ander poli
tiek inzicht hebben dan de heer Kramer. In die raadsvergadering heeft de
heer Kramer echter gesproken over de levensbeschouwelijke richting van
de leden van de raad.
Spreker heeft toen ook nog de verzekering gegeven, dat men ervanover-
tuigd kan zijn dat zo er punten van levensbeschouwelijke aard ter sprake
zouden komen, er zeker mede rekening gehouden zal worden van welke
levensbeschouwelijke richting ze ook zouden zijn.
Indien er een vacature zou zijn, die daartoe aanleiding zou geven, dan zal
hiermede rekening worden gehouden.
De heer KROON vraagt of van de zijde van de gemeenteraad nogkan-
didaten mogen worden gesteld.
De VOORZITTER zegt dat volgens het reglement burgemeester en wet
houders de bevoegdheid hebben een voordracht aan de raad te doen. Er is
dus geen mogelijkheid voor de gemeenteraad aan deze voordracht kandi
daten toe te voegen.
Hierna wordt overgegaan tot schriftelijke stemming.
Uit de gehouden stemming blijkt dat zijn uitgebracht 33 stemmen,
waarvan 23 op mevrouw O.M. C. Stockmann-van der Kallen, 6 op de heer
Drs. A. Peters, 2 blanco en 2 ongeldige stemmen, zodat mevrouw O.M.C.
Stockmann-van der Kallen is benoemd tot lid van de raad voor beroepskunst.