162 11 MEI 1966. heeft gemeld en hiermede is eigenlijk tevens de vraag, gesteld door de heer Melzer, beantwoord. De vraag of, als men zou besluiten als ge meente de offrerende aannemer opdracht te geven, dit financiële nade len zal opleveren, begrijpt spreker niet. De heer MELZER interümpeert wethouder Vermeulen met de opmer king, dat hij heeft gevraagd om andere onderhoudsaannemers offerte te laten doen. 1- Wethouder VERMEULEN vervolgt, dat zo een aannemer gevraagd is voor een bepaald werk en hiervoor offerte heeft gemaakt en hij mel'dt dit dan bij een bepaalde instantie, voor andere aannemers de prijs vast ligt. Indien de huidige situatie niet bestond, dan was mogelijk geweest wat de heer Melzer en ook de heer Broeders hebben gevraagd. Dit is juist wat spreker heeft betoogd. Indien de gemeente er vanaf het eerste mo ment bij betrokken was geweest, dan waren er andere methoden gevolgd. Dit is echter momenteel niet meer mogelijk. Als de door de heren Melzer en Broeders voorgestelde methode thans ge volgd zou worden dan is spreker en met hem de technische dienst van de gemeente van mening dat dit geen prijsverlagend effect zal hebben. In alle duidelijkheid wil hij stellen, dat burgemeester en wethouders de ze zaak ter beslissing aan de raad voorleggen. Burgemeester en wethou ders hebben niet besloten en hebben de raad volledig geïnformeerd over de gang van zaken. Hij vindt het prettig dat de raad nu eens een keer verantwoordelijkheid draagt en belangen tegen elkaar moet afwegen. Wel wordt in het bijzonder in het kader van deze gang van zaken er de nadruk opgelegd dat in ieder geval het boetebeding moet worden gehanteerd. De heer van Caulil heeft echter gezegd, dat hij zich heeft laten infor meren en dat hem gebleken is dat de boetedingen soepel worden.toege past. Spreker is echter van mening dat boetebedingen in bestekken worden op genomen om te worden toegepast als daar reden toe is. Men mag echter niet vergeten dat er wel eens force majeur kan zijn, waarbij het boete beding niet van toepassing kan worden verklaard. Ofschoon burgemeester en wethouders beslist voornemens zijn het boete beding te hanteren, kan het voorkomen dat de rechter toch zou kunnen beslissen dat het boetebeding niet van toepassing is. Hij wil daarover geen misverstand laten bestaan, opdat men hem later niet zal kunnen voorhouden dat hantering van het boetebeding niet heeft plaatsgehad. De heer Melzer heeft gezegd, zo vervolgt spreker, dat het toch wel erg simpel gedacht is om niet te weten dat voor een verbouwing de toestem ming van de eigenaar nodig is. Hij zegt dat dit inderdaad simpel gedacht is, maar hij meent dat in deze ontwikkeling, waarbij de samenwerking tussen de gemeente en de school van den beginne af aanwezig is geweest, in een bepaalde fase de verhouding eigenaar - verhuurder minder duide lijk is kunnen worden. Het schoolbestuur is met een bepaald project be zig, zoals wethouder Bastiaensen heeft geschilderd, allerlei hindernissen te overwinnen, waaronder een bouwkundige hoofdinspectie, die uitein delijk zijn goedkeuring aan een bepaald bouwplan moet hechten. Het spreekt dan haast vanzelf dat men dan ook georiënteerd wil zijn over de prijSjVan de verbouwing.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 162