192 22 JUNI 1966. Het niet doorgaan van deze koopavond heeft grote teleurstelling gewekt bij de vereniging van winkeliers maar meer nog bij het winkelpersoneel zelf. Daarom stelt spreker de vraag of het al of niet werken op de koop avond door onderling overleg tussen werkgever en werknemer dient te worden geregeld. Bovendien vraagt hij of burgemeester en wethouders het juist achten dat haar besluitvorming wordt bepaald aan de hand van een uitspraak van een organisatie, waarbij slechts een minimaal percen tage van de betrokken werknemers zijn aangesloten. Tenslotte zou hij gaarne willen weten of burgemeester en wethouders zich in de toekomst kunnen beperken tot het inwinnen van advies bij alleen die organisaties, die voor betrokken werknemers werkelijk representatief zijn. ANTWOORD. Aanvankelijk was ons college in principe bereid het verzoek van de com missie middenstands- en grootwinkelbedrijven om op vrijdag 29 april j.l. een koopavond te mogen houden in te willigen bij wijze van compensa tie voor de bereidheid van de winkeliers hier ter stede hun winkels op Koninginnedag, zaterdag 30 april vanaf 13.00 uur op basis van vrijwillig heid te sluiten. Wij waren namelijk van mening, dat wij ten deze gebruik zouden kun nen maken van de bevoegdheid, die wij aan het bepaalde in artikel 1, sub e, van de verordening ex artikel 11, le lid, van de winkelsluitings wet 1951 ontlenen. Op grond van deze bepaling kan ons college in verband met bijzondere plaatselijke omstandigheden drie werkdagen per jaar aanwijzen, geduren de welke het verbod om een winkel na 18.00 uur voor het publiek ge opend te hebben, niet geldt. Wij stelden ons namelijk op het standpunt, dat de sluiting van de winkels hier ter stede op basis van vrijwilligheid op zaterdag 30 april vanaf 13.00 uur kon worden aangemerkt als een bijzondere plaatselijke omstandighèid. Nadat ons evenwel was gebleken, dat in vele andere gemeenten de win kels die namiddag vrijwillig gesloten zouden worden, kon dit standpunt niet langer verdedigd worden. Er bleef ons toen niets anders over dan het verzoek af te wijzen, omdat een andere wettelijke mogelijkheid om op vrijdag 29 april een koop avond toe te staan ontbrak. De omstandigheid, dat enkele werknemersorganisaties - en niet, zoals in de vraag ten onrechte gesteld wordt, één organisatie - bezwaren (niet eens onoverkomelijke) tegen deze koopavond hadden, heeft bij onze be slissing geen enkele rol gespeeld. VRAAG. De heer VAN DER WERFF zegt dat bij het gymnastieklokaal hoek Oranjeboomstraat/Dr. Struyckenstraat bezoekers, turners, kortom zaal sportliefhebbers geregeld ernstige overlast ondervinden, zelfs vandalisme door samenscholing, moedwillige vernieling van fietsen en brommers, vooral in de avonduren. Hij vraagt of de politie hiertegen zo scherp mo gelijk kan waken of optreden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 192