196
22 JUNI 1966.
Wel is het zo dat door de dressuur de honden in waarde stijgen, zodat ze
bij verkoop er ook voordeel van hebben.
Het college ziet hierin geen aanleiding om deze mensen vrijstelling van
belasting te verlenen, omdat er daardoor een groot aantal lieden zouden
komen, die buiten de belasting zouden vallen.
De heer VAN CAULIL zegt, dat het antwoord van de wethouder voor
hem niet bevredigend is. Hij vraagt zich af of het college niet het be
lang inziet van de politiehond en van de bedrijfswaakhond. Van de door
hem bedoelde vereniging zijn de ambtenaren ook lid. Ze trainen samen
en gebruiken dezelfde apparatuur. Waarom dan de hond van de ambte
naar wel vrijgesteld en die van de particulier niet? Spreker vraagt deze
zaak nog eens te willen bezien en hij denkt daarbij aan de mogelijkheid
van het verlenen van een subsidie. Hoe het college het wil doen interes
seert hem minder, als nog maar eens bekeken wordt wat er gedaan kan
worden om de bestaande onbillijkheid weg te nemen. Wat in de randge
meenten kan, kan toch ook in Breda.
De VOORZITTER antwoordt, dat er in Breda wel eens meer andere
normen worden aangelegd dan in de randgemeentea Hij kan zich voor
stellen dat de ambtenaren van politie in dezelfde vereniging zijn als par
ticulieren. Zij doen het echter voor hun beroep terwijl de particulieren
het voor hun plezier doen en er hun hobby van maken. Wanneer zij in
een behoefte zouden voorzien zou dit heel iets anders zijn. De particu
lieren kunnen hun honden in andere plaatsen verkopen voor veel geld,
omdat er in die plaatsen geen honden gedresseerd worden. ïn de mede
deling van de heer van Caulil, dat het hier slechts om 15 honden gaat
ziet spreker geen argument voor de vrijstelling, omdat het heel goed
mogelijk is dat ook anderen zich gaan organiseren, om daardoor aan
spraak op vrijstelling te kunnen maken.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
14. WIJZIGING VAN DE KEURINGSVERORDENING VOOR DE GEMEENTE
BREDA.
Overeenkomstig dit voorstel wordt besloten.
15. BENOEMING VAN EEN LID VOOR DE VASTE AFDELING VOOR DE
BEPLANTINGEN.
De heer VIS stelt de heer Wierckx kandidaat.
Waar er geen andere kandidaten gesteld zijn wordt de heer Wierckx
benoemd. Deze verklaart zijn benoeming te aanvaarden.
16. HET BESCHIKBAARSTELLEN VAN EEN KREDIET TER ZAKE VANDE
BRANDBEVEILIGING VAN ENIGE DIENSTGEBOUWEN VAN DE DIENST
VAN BEPLANTINGEN.
17. HET VERLENEN VAN EEN KREDIET VOOR DE OPRICHTING VANEEN
TRAFOSTATION AANDE GODEVAERT MONTENSSTRAAT.