199
22 JUNI 1966.
ze instelling, die in het kader van de gezinszorg zeer veel goed werk ver
richt. Als het uurloon te laag zou zijn, is het dan niet gewenst, vraagt
hij zich af om de instelling te adviseren om de betreffende departemen
tale instanties hierop te wijzen. In artikel 26 van de subsidieregeling voor
gezinszorg en gezinshulp staat dat de minister kan afwijken van de bepa
lingen der subsidieregeling, derhalve ook van de bedragen. Als eendaar-
toe strekkend verzoek zou worden gedaan, zegt spreker, zou dit kunnen
betekenen dat een meer-rijkssubsidie van ruim 2. 300, - verkregen wordt.
Spreker zegt alleen maar te willen suggereren de mogelijkheid te bezien
de instelling een dergelijke poging te doen wagen.
Het lijkt de moeite waard. Het "neen" is er en "ja" kan het worden.
Wethouder VAN BOXTEL zegt, dat hetgeen de heer van Gastel gesteld
heeft inderdaad juist is en. dat de minister kan afwijken van de normen
die in de regeling zijn gesteld. Het departement is ten deze reeds inge
schakeld en het college weet inmiddels, dat de minister niet zal afwij
ken van die normen.
Hij zegt te kunnen begrijpen, waarom de minister in dit geval niet af
wijkt namelijk omdat in Nederland op meerdere plaatsen deze vorm van
hulpverlening aan bejaarden bedreven wordt en er in de praktijk verschil
is gegroeid bij de start van deze activiteiten. Als er van den beginne een
uniforme regeling was geweest, dan had dit misschien voorkomen kunnen
worden.
Spreker heeft de stellige verwachting dat binnen niet te lange tijd een
zekere bijsturing van het departement op dit terrein zal plaatsvinden. In
overleg met de instantie wordt het daarom door het college niet verstan
dig geoordeeld om nu op dit moment op deze zaak vooruit te lopen. Men
onderkent wel de moeilijkheden, die door verschillend gebruik van tarie
ven in verschillende plaatsen zijn gegroeid, doch men heeft daarvoor be
grip gevraagd. Men heeft er bij financiën nog geen extra middelen voor
kunnen krijgen.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
26. VERHOGING VAN HET SUBSIDIE AAN DE STICHTING BEJAARDEN-
WERK BREDA.
De heer VAN GASTEL begint met te verklaren, dat hij in principe
volkomen achter dit voorstel kan gaan staan, omdat hij het werk voor de
bejaarden zoals dit in Breda gebeurt van evident belang acht.
Toch wil hij enkele kanttekeningen plaatsen. Bij dit voorstel wordt in fei
te vooruit gelopen op de begroting 1967. Het betreft hier immers een be
leidsbeslissing. Weliswaar zijn voor 1966 de gelden beschikbaar.
Het voorstel heeft echter gevolgen voor volgende jaren. De feitelijke si
tuatie is dat beslissingen als deze slechts bij de begrotingsbehandeling ge
nomen kunnen worden, omdat de raad dan het totaal kan overzien en tot
een prioriteitenbepaling kan komen èn afweging van belangen.
Bij een nieuwe begroting is namelijk steeds een bepaalde "koek" te ver
delen, waarbij overwegingen van prioriteiten en belangen van groot be
lang zijn. In feite verdelen we nü reeds van deze koek zonder nog te we
ten of dit ten opzichte van andere zaken in verband met de voor 1967 be-