200
22 JUNI 1966.
schikbare middelen wel juist is. Ik meen dat nog het vorig jaar door het
college het standpunt is ingenomen, dat voorstellen als deze alleen bij
- de begrotingsbehandeling gedaan zouden worden. Het zou best kunnen
w zijn dat er andere sectoren in de Bredase samenleving zijn die in dezelf
de omstandigheden verkeren als thans de stichting bejaardenwerk.
Hij hoopt dan ook, dat indien door die sectoren een beroep op de gemeen
te wordt gedaan en er wordt dan aangetoond, dat de noodzaak tot uitbrei
ding aanwezig is en vooral wanneer deze beoordeling mede is gebaseerd
op de eigen waarneming van gemeentelijke leden - gemeentelijke le
den dan zo geïnterpreteerd, dat ik hieronder ook raadsleden wil verstaan -
ook dan de middelen gevonden zullen worden om in die noodzaak te voor
zien.
Spreker wil dit - en hij stelt dit uitdrukkelijk - niet stellen als consequen
tie van dit voorstel - omdat hij immers in de aanvang gezegd heeft, dat
hij achter, maar dan ook "volkomen" achter het werk van de bejaarden
stichting staat en dit voorliggende voorstel volkomen wenst te ondersteu
nen.
Hij vraagt zich af of het college zich op mogelijke consequenties wel.
heeft bezonnen.
O)
Wethouder VAN BOXTEL zegt blij te zijn, dat de heer van Gastel be
gonnen is met te zeggen, dat hij het met dit voorstel eens is, omdat daar
door op voorhand al geen twijfel over de afloop van deze discussie moge
lijk is. Aan de andere kant kan hij zich voorstellen, dat de heer van Gas
tel zijn opmerkingen gemaakt.heeft. Met de heer van Gastel is het colle
ge het eens, dat een beleidsbeslissing genomen wordt, die vooruitloopt
op de begroting 196'7^fDit is evenmin buiten beschouwing gebleven als de
mogelijke consequentie, die er aan vastzit.
Na lange discussie is het college tot dit voorstel gekomen, voornamelijk
vanwege het feit, dat aangetoond is kunnen worden, dat handhaving van
de situatie zoals die nu op het bureau voor bejaardenwerk is en waaronder
reeds drie jaar lang gewerkt is moeten worden, niet langer verantwoord
L is.
Aan de hand van de werkanalyse, die bij de stukken ter visie is gelegd,
kan worden geconcludeerd, dat met name op de consulent voor het be
jaardenwerk om zo te zeggen roofbouw is gepleegd moeten worden, waar
door een zeer inefficiënt gebruik van diens werkkracht is gegroeid. De
werkzaamheden groeien de stichting zowel kwalitatief als kwantitatief
zodanig boven het hoofd, dat het niet verantwoord mag heten zo verder
te gaan.
Het college, zegt spreker, heeft gemeend bij wijze van uitzondering dit
voorstel te moeten doen, omdat de bestaande situatie niet langer houd
baar is.
Als prettige bijkomstigheid geldt, dat de dekkingsmiddelen voorhanden
zijn.
In de ontwerpbegroting 1966 heeft deze post wel ingezeten, doch deze is
er met pijn en moeite van afgevoerd moeten worden, omdat er binnen
het raam van een sluitende begroting geen ruimte voor gevonden konwor-
den.
Voor de begroting 1967 zal deze zaak opnieuw worden bezien en spreker
kan de raad verzekeren, dat als het college geen kans had gezien deze