207
22 JUNI 1966.
gonnen met de wetenschap dat nog niet alle gegevens beschikbaar zijn,
zodat er zich daarna nog wel eens verrassingen kunnen voordoen. Dit
laatste is hier gebeurd met betrekking tot de verbouwing van het kan
toor van de gemeente-ontvanger.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
39. VOORSTEL INZAKE HET VERZOEK VAN HET BOUWFONDS ZUID-
NEDERLAND N. V. OM DEELNEMING IN HET AANDELENKAPITAAL.
De heer VIS zegt, dat de motivering van het voorstel van het colle
ge om niet deel te nemen in het aandelenkapitaal van het Bouwfonds
Zuid-Nederland N. V. hem niet helemaal overtuigd heeft. Veel leden
van de raad weten, dat het Bouwfonds van de Vereniging van Neder
landse Gemeenten in andere provincies, dus buiten Noord-Brabant en
Utrecht, veel en goed werk verricht heeft.
Spreker meent, dat er in onze provincie en ook wel te Breda een be
paalde behoefte is al kan hij niet zeggen, dat het nu het juiste tijdstip
is om daarmede te starten. Men mag wel aannemen, dat de huidige
moeilijkheden van tijdelijke aard zijn.
Wanneer gezegd wordt, dat er momenteel in de bouwstromen met een
beperkt contingent onvoldoende mogelijkheden openblijven, dan meent
spreker, dat er te Breda wel behoefte is en dat de belangen van de klei-
ne Bredase bouwondernemers wel degelijk te combineren zijn met een
eventueel laten werken van het Bouwfonds. Graag zou spreker vernemen
of het college geen aanleiding ziet om in de toekomst deze zaak nog
eens te overwegen, omdat hij meent, dat er omstandigheden kunnen
ontstaan waarin de werkzaamheid van het Bouwfonds belangrijk zou kun
nen zijn.
De heer VAN CASTEREN zegt dezelfde moeilijkheden te hebben als
de heer Vis.
De drie door het college genoemde argumenten zijn zo aan de situatie
van dit moment verbonden, dat ze hem niet tot de overtuiging kunnen
brengen dat het beter is om niet deel te nemen. Verder neemt spreker
aan dat deelname van Breda van meer betekenis is dan dat kleinere ge
meenten dit zouden doen. Hij zou graag willen weten, wat het niet
meedoen van Breda voor consequenties heeft voor het fonds. Het voor
stel is weer helemaal herleid op de Bredase situatie en heel sterk ge
bonden aan het tijdvak, waarin we leven.
De heer ZIJTREGTOP zegt, dat de afdeling voor de financiën ge
heel met dit voorstel akkoord gegaan is. Het algemeen gevoelen was
daarom zo positief omdat men de stukken lezende zich niet aan de in
druk kon onttrekken, dat dit verzoek wel eens zou kunnen uitmonden
in een verzoek om deel te gaan nemen in een financiering. De doel
stellingen van het fonds zijn van dien aard, dat spreker op dit moment
geen reden ziet om tot deelname in dit bouwfonds over te gaan.
Mevrouw VAN MIERLO zegt, dat zij meent te mogen constateren,
dat te Breda de beschikbare grond zo effectief mogelijk gebruikt wordt.