211 22 JUNI 1966. spreker altijd bijzonder aangetrokken. Op de plaats waar het beeld thans staat komt het vanwege de entourage niet uit. De thans door het colle ge voorgestelde plaats namelijk bij het politiebureau acht spreker ook niet de meest gunstige plaats voor het beeld. Het komt daar op een ste nen geval te staan midden tussen de auto's. Hij gelooft, dat het beeld zou moeten worden geplaatst in een groenstrook en hij vindt de Park straat daarvoor het meest geschikt. Spreker vraagt het college nog eens te overwegen of er geen betere plaats denkbaar is, omdat hij bang is, dat, als het voor het politiebureau wordt geplaatst, het nog eens op de vlucht zal moeten. De heer QUADEKKER zegt het met de visie van de heer Koertshuis niet eens te zijn. In de Parkstraat stond het beeld weliswaar in het groen maar het vluchtte de verkeerde kant op evenals dat het geval was bij de kerk in de Ginnekenstraat. Als het beeld bij het politiebureau geplaatst wordt kunnen we er van verzekerd zijn, dat het gevrijwaard wordt voor baldadigheid, dat het op een centraal punt komt te staan en niet ergens aan de buitenkant van de stad en dat het in de juiste richting zal staan, zij het dan dat het zal uitkijken over een nieuwe weg, die er in 1940 nog niet was. Spreker juicht het toe dat het beeld komt te staan op de plaats als thans door het college voorgesteld. De heer VAN GASTEL zegt, dat het voorstel de indruk wekt, alsof het alleen maar gaat om de verplaatsing van het beeld. Hij wil er in het openbaar op wijzen, dat er in de kostenbegroting een bedrag van 900, - voor herstel van de vernielingen, die aan het beeld zijn aangebracht, is opgenomen. Verder wil hij erop wijzen, dat het herstel in Haarlem moet geschieden, zodat er voor vervoer nog eens 400, - moet worden betaald. Het kre diet dat voor de verplaatsing nodig zou zijn bedraagt geen 3.800, - maar 2.500, -. Waren er geen vernielingen aangebracht dan had hier zeker een bedrag van 1.300, - bespaard kunnen worden. De heer BARIJ vraagt of er moeite gedaan wordt om de herstelkosten op de vernielers te verhalen. Wethouder VERMEULEN zegt, dat men hevig van mening kan ver schillen over de plaats die aan een bepaald beeld in de stad moet wor den toegewezen. Hij is het eens met de heer Quadekker, die stelt, en dat is ook de mening van de mensen, die het college geadviseerd heb ben, dat de plaats voor het politiebureau om een kunstzinnige versiering vraagt. Hij gelooft ook niet dat die plaats daar bijzonder ongeschikt is en dat een plaats ergens in het groen voor dit beeld een betere situering zou be tekenen. Hij is voorshands geneigd om vast te houden aan de nieuwe plaats. De heer van Gastel heeft zojuist nog gezegd, dat de verplaatsingskosten eigenlijk maar 2.500, - bedragen. Als het beeld op de nieuwe plaats niet mocht blijken te voldoen zou de heer Koertshuis kunnen zeggen, dat die 2.500, - over boord gegooid zijn. Spreker is hiervan beslist niet overtuigd en hij zou het ook nog niet zo'n bezwaar vinden om dan nog maar eens uit te kijken naar een betere plaats.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 211