22 JUNI 1966. 214 Spreker meent, dat dit allemaal wel eens mee zou kunnen vallen als de plannen met betrekking tot het civic centre zich wat meer gaan ontwik kelen. Qua vorm zou er zich dan wel eens een aantrekkelijke ontwikke ling kunnen voltooien voor een gebied, dat qua functie momenteel een vrij dood element is in de binnenstad. Het bezwaar maken tegen de aan wijzing als stadsgezicht van gebied II is wetstechnisch juist naar spreker's mening. Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten. 55. AANVAARDING VAN EEN SCHENKING VAN DE FINA NEDERLAND N.V. 56. HET BESCHIKBAARSTELLEN VAN EEN AANVULLEND KREDIET TEN BEHOEVE VAN DE AANSCHAFFING VAN TRANSFORMATOREN EN METERS VOOR HET ELEKTRICITEITSBEDRIJF. 57. HET BESCHIKBAARSTELLEN VAN EEN KREDIET VOOR DE KOSTEN VAN VOORBEREIDING VAN EEN BOUWPLAN VAN DE GEMEENTELIJ KE SOCIALE DIENST. 58. HET AANGAAN VAN OVEREENKOMSTEN BETREFFENDE HET VER WERVEN VAN ONROEREND GOED. 59. HET AANGAAN VAN OVEREENKOMSTEN BETREFFENDE HET VER VREEMDEN VAN ONROEREND GOED. Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten. 60. WIJZIGING VAN DE BEPALINGEN TOT VERKOOP VAN WONINGWET WONINGEN. De heer BARU zegt, dat in de raadsvergadering van 12 januari j. 1. de oorspronkelijke koper van de woningwetwoning gevrijwaard is voor ver strekkende bepalingen, mits in de hypotheekakte de bepaling werd opge nomen, dat bij onvrijwillige verkoop het verschil tussen de opbrengst en de oorspronkelijke koopprijs in de gemeentekas komt. Spreker heeft toen gezegd, dat hij een beetje moeite had met dit "mits" en de wethouder heeft toen geantwoord: "de ervaring is opgedaan, dat de hypotheeknemer geen bezwaar heeft". Nu wordt die "mits-clausule" geschrapt, omdat in de praktijk is gebleken, dat die clausule voor de hypotheeknemer een onoverkomelijk bezwaar vormt. Spreker meent, dat het het college niet zal verbazen als hij óver deze zienswijze graag enige opheldering heeft. Als het voorstel, zoals dat voor ons ligt, wordt aangenomen, zegt spre ker vervolgens, betekent dit dat de hypotheeknemer aan zijn verplich tingen kan voldoen door de meeropbrengst bij de gemeente te storten en in geval van faillissement door de meeropbrengst te deponeren bij de cu rator, zonder dat daaraan beperkende bepalingen voor de oorspronkelijke koper zijn verbonden. Ik zou thans nogmaals willen bepleiten, dat deze zelfde regeling wordt getroffen voor een curator als hij in geval van faillissement tot verkoop overgaat, omdat de ervaring heeft geleerd.dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 214