246
20 JULI 1966.
of de geuite bezwaren werkelijk gegrond zijn. Spreker vraagt zich af
wat er dan op tegen kan zijn dat een aantal deskundigen na verloop van
tijd hierover een verslag aan de raad uitbrengen. Dan kan de raad in alle
vrijheid oordelen en de verschillende kanten tegen elkaar afwegen. Er
is niet zoveel op tegen, desnoods na een halfjaar, de raad te doen in
formeren.
De heer BROEDERS zegt dat de raad niet bepaald deskundig kan zijn
ten aanzien van een runderstal. Er zijn maten verstrekt en er bleek ver
schil van inzicht. Wat niet kan, kan niet en dit kan spreker volkomen
appreciëren. Het college acht de situatie akkoord, de heer van Gisbergen
waarvan gezegd mag worden dat hij niet helemaal ondeskundig is, niet.
De rest van de leden kan aan de hand van de opgegeven maten niet be
oordelen of het hier wel allemaal precies klopt. Het lijkt spreker dan
ook geen blamage als leken op dit terrein worden voorgelicht hoe het
in de praktijk gaat. De raad zal blij zijn als de conclusie zal zijn:"Het
klopt goed". Daarom geeft hij in overweging dat onderzoek te doen in
stellen, niet in de geest van wat hetgeen is gebeurd is fout, maar om
zekerheid te hebben over de vraag hoe het nu loopt.
De heer VAN GISBERGEN weet niet of het er om te doen is op de sug
gestie van de heer Quadekker de staarten op te binden in te gaan, hij
heeft er geen patent op aangevraagd. Dit vindt spreker heel verstandig
van hem, want het is niet zo eenvoudig als hij het stelt. Niet vergeten
moet worden dat in de Hollandse stallen waar de staarten opgebonden
staan dit is gedaan opdat ze niet terechtkomen in de uitgeholde gier-
goten en in de daarachter gelegen mesthoop. Maar ze zijn wel zo op
gebonden dat ze er toch gewoon de vliegen mee kunnen verwijderen
Terugkomend op het antwoord van de wethouder zegt spreker dat is ge
steld dat de tekeningen in de afdeling en in de raad zijn geweest en dat
de raad daarmee akkoord is gegaan. Dat vorming van een commissie
voor de betreffende afdeling een blamage en voor de raad misschien een
motie van wantrouwen zou inhouden, ziet spreker echter niet. Wanneer
tekeningen in de raad en in de afdeling komen en zij minitieus worden
bekeken wordt er het meest op de bebouwing, op de aanleg van aan- en
afvoerwegen en op het interieur gelet. Het kan dan gemakkelijk gebeu
ren dat die maten niet direct zo in het oog springen. Dat is dan niet al
leen gebeurd bij de raad en bij de afdeling maar blijkbaar ook bij het
bouwteam. Dit is er zich in eerste aanleg ook niet van bewust geweest
dat het in eerste aanleg fout zou zijn, want toen zijn er staanplaatsen
gemaakt van 1. 50 m.welke daarna werden vergroot tot 1.70 m. Hij
vindt het eerlijk wanneer er fouten zijn gemaakt dat die worden erkend,
dat is heus geen schande en moest feitelijk meer gedaan worden.
Er is gesteld dat het muurtje is aangebracht nadat er eerst een buizen
constructie was geplaatst. Dit is ook niet in de afdeling ter sprake ge
weest, maar een kind kan zien dat er ongelukken van komen wanneer
de koeien met de koppen naai elkaar toe moeten staan.
Op de tekening van Dr. Rasenack is te zien dat er vóór de koeien een
pad is van 1 m. Op de hier overgelegde tekening is een breedte van
8.10 m. De voorpaden hierbij geteld komt men aan 10.10 m. De wet
houder heeft gezegd dat hier die voorkant niet nodig is voor de veehan-