250
20 JULI 1966.
De heer VAN GISBERGEN zegt dat wanneer de middengang 2.44 m.
is men hier de giergoten bij moet tellen.
De VOORZITTER ontkent dit, deze moeten van het andere worden
afgetrokken wat vrijwel op hetzelfde neerkomt. Het is toch voor iede
reen te snappen, dat wanneer men in Breda 6.90 m. voor het stallen van
vee (links en rechts) heeft en in Roosendaal 6.70 m.de ruimte in Bre
da groter is. En de andere afmetingen komen ook met andere slachthui
zen overeen. Vanuit Deventer is medegedeeld dat de in Breda toegepaste
maten volkomen juist zijn.
Een commissie van grossiers en slagers wijst de voorzitter en met hem
het college af. Wanneer er een commissie zou moeten komen, dan een
commissie samengesteld uit raadsleden. Binnenkort komt er toch een
nieuwe afdeling voor het slachthuis en die nieuwe afdeling moet te zijner
tijd de zaak maar eens bezien en aan het college rapporteren, wanneer
zij meent dat er gegronde redenen zijn tegen de stallen bezwaren te ma
ken. Naar spreker's mening zijn die bezwaren er niet, hetgeen duidelijk
blijkt uit de verstrekte maten.
De heer KROON vraagt met wie de door de heer van Gisbergen in te
stellen commissie van slagers en grossiers wordt aangevuld.
De heer VAN GISBERGEN stelt voor een commissie te benoemen die
over een halfjaar of langer rapport uitbrengt aan de raad. De samenstel
ling moet bestaan uit door de raad te benoemen personen aan te vullen
met een vertegenwoordiging zowel van de slagers als van de grossiers.
Deze twee laatste categorieën gebruiken de stallen en kunnen in de prak
tijk meer ervaring opdoen.
De heer KROON vindt het naar zijn smaak juister dat er een raads
commissie komt, in casu de afdeling voor het slachthuis die zich laat
voorlichten met ter zake kundigen. En dan heeft hij er geen bezwaar te
gen dat die deskundigen slagers en grossiers zijn. Maar het is dus wel
zijn bedoeling dat het de bestaande afdeling moet zijn, eventueel aan
gevuld.
De VOORZITTER acht het niet juist dat de raadscommissie zelf leden
aan gaat trekken. Hij kan het voorstel van de heer Kroon moeilijk aan
vaarden.
De heer KROON zegt dat er naar zijn mening een commissie ad hoe
komt, de bestaande commissie aangevuld met ter zake kundigen. Het
lijkt hem dat dit toch mogelijk is.
De heer VIS zegt geen bezwaren te hebben gemaakt ten aanzienvan
het beleid van het college, maar een aantal dingen naar voren te hebben
gebracht, waar ook elementen inzaten die bij het voorstel van de heer
van Gisbergen opnieuw aan de orde gesteld moeten worden. Enerzijds
heeft spreker gezegd er niet van overtuigd te zijn dat er iets fout is, an
derzijds dacht hij dat het bijzonder goed zou zijn als de raad nader werd