ft 252 20 JULI 1966. De voorzitter vindt dat er prachtig werk is verricht. Spreker heeft geen reden dit te gaan betwisten, wat dit betreft is hij niet deskundig. Hij vindt het jammer dat de zaak in het publiek is gekomen, maar dat is nu een maal een feit. Hij meent dat het voor degenen die er bij betrokken zijn - ook de architecten - alleen maar van belang kan zijn dat er een mede deling wordt gebracht waarover discussie mogelijk is, en die wellicht de mening van het college volledig onderschrijft. Hij denkt dat dit de beste oplossing is. De gehouden discussie acht spreker wat ondoordringend, er is een interpellatie geweest die gewezen heeft op fouten. Van de zijde van het college is vrij scherp tegengespeeld, maar aan de andere kant is degene die de interpellatie heeft gehouden daarmee niet tevreden. In de raad is er wat onzekerheid op grond van de ondeskundigheid. Spreker meent daarom dat het alleen maar bepaalde voordelen heeft, ook met be trekking tot de architecten, als er na verloop van tijd nadere mededeling en zouden komen. Daarbij zou hij een kleine toezegging willen hebben dat dé slagers en grossiers die erbij betrokken zijn in de gelegenheid worden gesteld hun opmerkingen ter tafel te brengen, zij het niet in de commis sievergadering. Hij meent dat alle partijen dan tevreden zouden zijn. De partij die de stal moet gebruiken heeft gelegenheid bezwaren naar voren te brengen en de commissie beraadslaagt onafhankelijk. Als het college hiermede in wil stemmen zou spreker die gedachte graag mede ondersteunen. Het wordt voor spreker moeilijk als wordt gezegd dat het wordt overgelaten aan de individuele leden van de afdeling of men er behoefte aan heeft met slagers of grossiers te praten. Graag zou hij de door hem bedoelde toezegging hebben. De VOORZITTER heeft hiertegen geen bezwaar, het door de heer Broeders aangegeven voorstel geeft slechts een nuance-verschil aan. Met spreker heeft het college er geen bezwaar tegen als met betrekking tot deze punten aan de belanghebbende slagers of grossiers vragen worden ge steld en dat dan de zaak buiten deze mensen om in de afdeling wordt be sproken. Hierna besluit de raad dienovereenkomstig. 36. BENOEMING VAN EEN LERAAR IN TIJDELIJKE DIENST AAN DE GE MEENTELIJKE TECHNISCHE SCHOOL. Uitgebracht worden 25 stemmen, waarvan 23 op de heer P. A. van Driel en 2 op de heer H. Laponder, zodat de heer van Driel is benoemd. 37. STICHTING COMPLEX VAN 18 EENGEZINSWONINGEN TEN BEHOEVE VAN AMBONNEZEN. Wethouder VERMEULEN wil in aansluiting met het voorstel nog zeggen dat de genoemde 18 woningen er 26 kunnen worden. Hierover zijn nog besprekingen gaande. Mevrouw VAN MIERLO vraagt of deze 18 woningen komen boven het contingent wat is toegewezen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 252