256 10 AUGUSTUS 1966. Het spreekt vanzelf, zo zegt spreker, dat dit een aanzienlijke beperking is, terwijl het leningsplafond reeds een beperking inhield. De gemeenten zitten in verband met het verkrijgen van financieringsmid delen voor hun kapitaaluitgaven derhalve onder een zware druk. Het be drijfsleven is vrij in hun doen en laten en het rijk dekt zich voor haar in vesteringen op de eerste plaats uit de belastingopbrengst en legt beslag op de middelen van de rijksfondsen door middel van voorinschrijfrege- lingen. Als voorbeeld hiervan noemt spreker het algemeen burgerlijk pensioenfonds. Hierdoor behoeft het rijk slechts 1100 miljoen aan mid delen op lange termijn in te dekken, terwijl de gemeenten'n behoefte hebben van 2550 miljoen gulden per jaar, waarbij reeds rekening is ge houden met de beperkende werking van de wet kapitaaluitgaven over heidslichamen. Deze beperking treft de gemeenten reeds vanaf 1963 toen het zogenaamd leningsplafond werd ingesteld en het spreekt voor zich dat de jaarlijkse behoefte aan financieringsmiddelen voor de ge meenten nog groter is dan 2550 miljoen gulden. Door de werking van het leningspiafond misten de gemeenten de moge lijkheid om vooruit te lenen en daardoor zijn er in december 1965 bij de meeste gemeenten reeds financieringsmoeilijkheden ontstaan. Dat dit voor de gemeente Breda iets later is geworden, zo zegt spreker, komt omdat in november 1965 nog een geldlening van 10 miljoen gul den op voordelige condities kon worden gesloten. De gemeenten storten per jaar 3 14 honderd miljoen gulden in het pen sioenfonds. Deze guldens worden uitgeleend aan het rijk en ontgaan der halve aan de gemeenten voor hun leningsbehoeften die ze zelf moeten opbrengen. Het rijk is daardoor niet zo in het keurslijf gedrongen. Het zal de raad daarom duidelijk zijn dat burgemeester en wethouders zich ernstig in moeilijkheden voelen onder de huidige omstandigheden. Dit zal de raad duidelijk zijn geworden door de nota van burgemeester en wethouders die de raad heeft ontvangen en waaruit de grote vrees van burgemeester en wethouders spreekt met betrekking tot het gaande hou den van de op gang zijnde kapitaalwerken. Spreker heeft hedenmorgen nog een bezoek gebracht aan de provinciale griffie om met het betreffende lid van gedeputeerde staten te spreken over deze moeilijkheden en de mogelijkheden die er zouden moeten ko men om hierin even verlichting te brengen. Hij heeft de indruk uit het gesprek overgehouden dat de werkzaamheden, die verband houden met de woningbouw voortgang zullen kunnen vinden, echter met dien verstande dat burgemeester en wethouders hun activitei - ten en transacties zullen moeten inperken en bijvoorbeeld geen grond moeten kopen, die de eerste twee jaar nog niet nodig is. Bovendien is bij dit gesprek medegedeeld dat de gemeente Breda vooreen viertal kredieten financieringsmiddelen toegewezen zal krijgen, name lijk 250. 000, - voor wijkverwarming, elektriciteitsvoorzieningen 200.000,-, voor kleine investeringen 135. 000, - en voor de aardgas- voorziening 2.700. 000, -. Dit laatste bedrag is al niet meer voor de komende 12 maanden voldoende omdat dit bedrag voortkomt uit een op gave van enkele maanden geleden en dat op dit moment binnen 12 maan den de gehele ombouw zal zijn voltooid, waardoor meer financierings middelen nodig zullen zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 256