283
17 AUGUSTUS 1966.
Spreker acht dat er ergens een hiaat is. Wellicht zouden burgemeester en
wethouders hem hierover nader kunnen inlichten.
Wethouder BASTIAENSEN is van mening dat de heer Kroon zich een
beetje vergist. Bij de begrotingsbehandeling is er inderdaad destijds over
gesproken. Het ging toen over voorstellingen van culturele aard, niet uit
gaande van het pedagogisch centrum. De heer Kroon moet derhalve wel
weten dat het pedagogisch centrum een overlegorgaan is, waarin alle zui
len van het onderwijs vertegenwoordigd zijn en waarbij met elke zuil re
kening wordt gehouden. Indien spreker zich goed herinnert, heeft men toen
medegedeeld dat er nog instanties zijn buiten Breda die ook schoolvoor
stellingen verzorgen en daarbij heeft de heer Kroon op "Wikor" geduid.
In wezen is dit iets anders. Bij de voorstellingen, die via het pedagogisch
centrum lopen, zo zegt spreker, kan eventueel ook Wikor worden inge
schakeld. Dit is echter een zaak van het onderwijs zelf. Het gemeente
bestuur doet niets anders dan een bepaald bedrag beschikbaar stellen, waar
voor men in gemeenschappelijk overleg het programma maakt. Indien
Wikor bepaalde voorstellingen zou hebben, die in het programma van het
pedagogisch centrum ingebracht zouden kunnen worden, dan zal men dit
met het centrum moeten opnemen. Uitdrukkelijk wil spreker nog opmerken,
dat hij nog heeft nagegaan of er ergens een afsplitsing zou zijn of een be
paalde groep, die niet in het centrum maar wel in het beraad van de to
neelvoorstellingen zitting heeft. Het is spreker uitdrukkelijk verzekerd
dat alle richtingen van onderwijs in het overleg zitting hebben en dat daar
ook wordt uitgemaakt welk programma zal worden gekozen. Het kan na
tuurlijk mogelijk zijn dat bepaalde voorstellingen voor een bepaalde rich
ting van onderwijs minder aantrekkelijk zijn. Dan zal men van deze voor
stelling geen gebruik maken. Doch spreker zou echt niet kunnen toezeggen
- hij mist daartoe de bevoegdheid - dat aan Wikor en andere onderorgani
saties een bepaald subsidie zal worden toegekend. Het is daarentegen juist
uitdrukkelijk de bedoeling dit soort zaken zo te coördineren, dat iedereen
aan zijn trekken komt. De heer Kroon heeft het reeds gezegdzo merkt
spreker op, dat vooral voorkomen moet worden dat er nog meer stichting
en komen.
Persoonlijk is spreker van mening dat hoe minder stichtingen in cultureel
opzicht en ook in onderwijskundig opzicht er zijn hoe beter het is in de
tegenwoordige tijd. Hij mag toch stellen dat er een hele grote toenade
ring is en dat de hokjesgeest langzamerhand overwonnen wordt. Nadruk
kelijk wil spreker stellen dat hij hier het oog heeft op de randgebieden-
waar samenwerking mogelijk moet zijn.
De heer KROON is de wethouder dankbaar voor zijn uiteenzetting. Hij
zou niet naar een hokjesgeest terug willen. Hij denkt zeer oecumenisch
en wil het breed zien, maar meent dat er van protestants-christelijke zijde
enige bezwaren waren.
Wethouder Bastiaensen heeft medegedeeld en dat neemt spreker direct aan
dat ook het protestants-christelijk element in de stichting vertegenwoor
digd is.
Wethouder BASTIAENSEN onderbreekt het betoog van de heer Kroon
met de mededeling dat het protestants-christelijk element is vertegen-