28
12 JANUARI 1966.
het verschil tussen de opbrengst van de woning bij onvrijwillige verkoop
en de prijs waarvoor zij door de gemeente is verkocht, aan de gemeente
wordt uitgekeerd". Als nu een woningeigenaar failliet gaat, dan is de cu
rator verplicht om het huis te verkopen. Dit is een onvrijwillige verkoop.
Als nu de curator kans ziet het huis te verkopen tegen een hogere prijs
dan waarvoor de gemeente het destijds verkocht heeft, dan ontgaat die
prijs de gezamenlijke crediteuren, omdat de meeropbrengst ten goede
moet komen aan de gemeente. Spreker ontgaat zelfs de grond waarop de
gemeente in een dergelijk geval op de meeropbrengst aanspraak zou kun
nen maken. Als de clausule anderzijds wordt gehandhaafd, dan stelt hij
dat de curator er totaal geen belangstelling voor heeft om te trachten een
hogere prijs voor dit goed te verwerven, want alles is toch voor de gemeen
tekas.
Mevrouw VAN MIERLO-MUTSAERS zegt - ook in de fractievergadering
- precies dezelfde gedachten te hebben als de heer Barij. Zij wil er nog
aan toevoegen dat men met zo'n bepaling moeilijkheden kan verkrijgen
bij het aantrekken van een hypotheek. Men zal er de mensen fatsoenshal
ve op moeten wijzen, dat deze voorwaarde wordt gesteld.
Wethouder VERMEULEN zegt dat de hoofdbedoeling die bij het colle
ge voorgezeten heeft een eenvoudige was, namelijk om te voorkomen dat
indien een kwaadwillende de woning goedkoop verkregen had hij bij gedwon
gen verkoop zou verkrijgen wat hij beoogde. Er zou namelijk afiossingvan
hypotheek volgen en het verschil tussen de koopsom die hij betaald heeft
en de meerwaarde van zijn woning zou hij in eigen zak steken. Dit is de
achtergrond van de bepaling.
Nu brengt de heer Barij er een andere moeilijkheid in. Hij spreekt van een
derde - niet hypotheeknemer zijnde - die failliet laat verklaren.
Het is spreker in juridisch opzicht niet bekend wat dit allemaal voor con
sequenties zou hebben. Hij neemt aan dat de bepaling toch wel geldig zal
blijven. Eigenlijk is die hypotheek verleend onder bepaalde voorwaarden,
waarvan de rechter eventueel moet uitmaken of zij rechtsgeldig zijn of
niet. Op deze bepaling wordt in de hypotheekakte gewezen. De ervaring
is opgedaan dat de hypotheeknemer geen bezwaar maakt.
De heer BARIJ vraagt of die hypotheeknemer de gemeente is.
Wethouder VERMEULEN antwoordt hierop dat dit een particulier of een
bank, b, v. de Boerenleenbank, is.
De heer BARIJ onderschrijft de bedoeling geheel en denkt dat de clau
sule wel houdbaar is. Hij vraagt toch nog een mogelijkheid te zoeken, hoe
in geval van faillissement te handelen.
Wethouder VERMEULEN concludeert dat dan de crediteuren worden be
schermd.
De heer BARIJ zegt dat dit beschermen door de praktijk wordt uitgewe
zen. Wanneer er een hypotheek op een huis rust en dit huis kan onderhands
voor een goede prijs worden verkocht, dan gebeurt het meerdere malen dat