301 17 AUGUSTUS 1966. de gemeente en daardoor van de gemeenschap die toch gevormd wordt en bestaat uit de inwoners van onze stad. Door deze, Uw instelling, was het samenwerken steeds prettig en vruchtdragend. Op deze plaats past een woord van dank voor de zorg en toewijding waarmede ook de ambtenaren, als echte dienaren der gemeenschap, zich steeds van hun taak gekweten hebben. En ik wil dit toch eens even extra benadrukken zonder daarmede iets af te doen aan het andere wat ik gezegd heb, of nog wil zeggen, dat ik toch wel groot respect heb voor datgene wat de ambtenaren in de loop der jaren, voor zover ik het heb meegemaakt, steeds hebben gedaan voor de uitstekende inzet die zij steeds gegeven hebben en de grote bereidwil ligheid altijd getoond om aan het college en iedereen die een informatie wilde, tegemoet te komen. Ook is het passend op deze plaats de pers in de dank te betrekken voor haar steeds objectieve wijze van verslaggeving. Na deze korte, zeker niet volledige samenvatting, van het vele dat door Uw activiteiten in de afgelopen zittingsperiode is tot stand gekomen, wil ik niet eindigen alvorens hen, die nu hun dienst aan de gemeenschap als raadslid gaan beëindigen - deels eigener beweging, deels op grond van be slissingen in het politieke vlak - hartelijk dank. te brengen voor hun ge geven werkkracht en toewijding, waarbij er vooral nog opgewezen mag worden dat er verschillende bij zijn en ook een paar hier niet aanwezig, ik denk aan de heren van den Eeden en Verschuren die zoveel jaren zitting in de raad gehad hebben en ook in de nieuwe raad niet meer zullen terug keren. Nieuwe, misschien ook iets jeugdiger krachten, dienen zich aan. Het roer moet overgegeven kunnen worden, maar toch is het zo dat men sommigen slechts node ziet weggaan, vooral als daardoor het belangrijke goed van continuïteit in bestuur en beleid in gevaar zou kunnen komen. Hier past het, mij met enkele woorden te richten tot collega Bastiaensen die vandaag afscheid neemt als wethouder en raadslid. Het raadslid Bastiaensen werd, na zijn benoeming zomer 1959 tot wethou der, belast met de portefeuille jeugd, sport, onderwijs en culturele zaken. In 1962 werd het portefeuillegedeelte jeugd en sport aan wethouder van Bijnen overgedragen. Wethouder Bastiaensen had een groot aandeel in de voorbereiding van de jeugdnota in 1962 en de verdere uitwerking van de in 1960 vastgestelde jeugdsubsidieregeling. Wethouder Bastiaensen had een open oor voor de jeugd. Op zijn instigatie werden onder meer in 1960 groenstroken en grasmatten in parken voor de jeugd opengesteld. Op cultureel gebied had onder zijn leiding de aankoop en verbouwing van Concordia plaats, alsmede de overname der exploita tie, de invoering van een open schouwburgbeleid, de verbouwing van de Beyerdzaal tot Beyerdtheater, de restauratie van het Volkenkundig Museum Justinus van Nassau en het gebouw van de openbare leeszaal aan de Catha- rinastraat; op zijn initiatief kwam een wijziging tot stand van de subsidie regeling voor openbare leeszalen en bibliotheken, waardoor uitgroei van dit werk mogelijk werd, eveneens de instelling van een raad voor de be roepskunst. Buiten het hiergenoemde maakte Gij U op velerlei terrein nog verdienste lijk, waarvoor U hier bijzondere dank gebracht wordt. Moge het werk dat Gij in dienst van de gemeente en de gemeenschap hebt verricht bij U al tijd in prettige herinnering bewaard blijven, zoals dit ook dezerzijds het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 301