302 17 AUGUSTUS 1966. geval zal zijn. Nogmaals heel veel dank. Er zal nog een plaats zijn waar ik bij mijn eigen afscheid ook nog afscheid zal nemen van mijn collega's wethouders, maar ik wilde dit toch wel even ten overstaan van de raad tot uiting brengen, dat ik de werkzaamheden in de gemeente mede ook juist door de prettige wijze waarop wij als college samengewerkt hebben, deze werkzaamheden voor mij zeer plezierig zijn geweest en dit mij ten op zichte van de medeleden van het college met dank vervuld. Een woord van piëteit past hier ten aanzien van hen die in deze periode voorgoed van ons heengegaan zijn met name: D.J.A. Kramers 16 juni 1964) A.J.A. Rattink 20 februari 1964) Gods vrede zij hen toegewenst. Tot slot nog een meer persoonlijk woord. Ik verklap U geen geheim als ik U zeg dat het mij zwaar valt afscheid te moeten nemen van werkzaamheden die mij zoveel satisfactie hebben ge geven; afscheid te moeten nemen van vele vrienden werkzaam met het zelfde doel voor ogen; afscheid te moeten nemen van de velen met wie ik heb samengewerkt in de prettigste verstandhouding al die jaren. Ik dank allen voor de medewerking en het vertrouwen mij geschonken. Ten slotte ook de Gever van alle Goeds voor de gezondheid en de werkkracht mij geschonken om dit werk te kunnen doen. Het ga U allen wel. Ik heb gezegd. Wethouder VAN BOXTEL zegt: U hebt, als loco-burgemeester, in Uw functievan voorzitter van de raad, de leden van de gemeenteraad bij het naderende einde van deze zittings periode zojuist uitgeluid en wanneer ik nu onmiddellijk daarop aansluitend het woord vraag, dan is dat omdat wij in het college van oordeel zijn, dat het niet meer dan passend is dat iemand namens het college zich in het bijzonder tot U persoonlijk richt, omdat ook U vandaag voor het laatst voor het forum van de openbare raadszitting staat. Ik moet U dus wel vragen om U een ogenblik te willen onderwerpen aan een analytische beschouwing van Uw persoonlijkheid, omdat het nu een maal niet zou worden verstaan als wij U zomaar zonder een begeleidend woord lieten overstappen in de vergetelheid van de Bredase historie, na een aanwezigheid van niet minder dan 31 jaren in deze raadzaal, waarvan niet minder dan 16 jaren als wethouder. Uw verdiensten - heer Meijs - voor stad en stedelijke samenleving zijn reeds meermalen in deze raad omstandig belicht geworden onder andere nog bij gelegenheid van Uw zilveren raadslidmaatschap in september 1960 en Uw koperen ambtsjubileum als wethouder in februari 1963. Ik zou niet kunnen ontkomen aan plagiaatspleging als ik een poging zou doen Uw verdiensten voor de Bredase samenleving opnieuw uit te drukken in historische feiten en gegevens; die zijn namelijk onveranderlijk en voor ons zoals we hier in deze raadzaal aanwezig zijn genoegzaam bekend.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 302