6 SEPTEMBER 1966. 311 ten eens laten gaan over het wel en wee van het lidmaatschap van een gemeenteraad, waarvan ik zoveel jaren deel heb uitgemaakt. Vooral tot de nieuw gekozen raadsleden richt ik mij als ik zeg dat het consentieus opgevatte raadslidmaatschap geen bagatel is. Over tal van uiteenlopende zaken, vaak van grote financiële importantie, wordt Uw oordeel gevraagd. Dat vergt vaak veel voorbereiding en studie. Als oud-wethouder mag ik zeggen dat burgemeester en wethouders er steeds naar hebben gestreefd een goede voorlichting te geven aan de gekozenen des volks, de raad der gemeente, om hen het besluiten te verlichten. Toch blijft de eigen verantwoordelijke keuze. Thans, voor U staande als aangewezen waarnemend burgemeester, als zodanig boven de politieke partijen staand, mag ik met aandrang wij zen op de noodzaak zo nodig de partijc-politieke belangen te kunnen la ten wijken voor de belangen van het grote geheel. Ik verklaar niets nieuws als ik stel dat het politieke bedrijf een harde zaak kan zijn. U behoeft slechts te kijken naar het feit dat een vernieuwing van 1/3 gedeelte van de raad bij verkiezingen misschien normaal geacht kan worden. Ik geloof wel dat het een beetje afwijkt van wat wij de vorige periode hebben meegemaakt en waarbij ik me nog herinner dat indertijd burge meester Kortmann zei dat hij het aantal van tien als normaal achtte. Misschien liggen wij nu met getal van 1/3 aan de ruime kant. Toch kan gesteld worden dat bij de niet terugkerenden, raadsleden zijn, die hun sporen verdiend hebben, maar dtsondanks niet terugkeerden. Men calculere dit risico in, wie weet, misschien valt het dan nog weer mee. Om een goed raadslid te zijn moet men open oor en oog hebben voor de maatschappelijke behoeften. Het gemeentelijk verzorgingspakket is tegenwoordig dermate uitgebreid, dat bij deze veelheid van taken het wel eens moeilijk kan worden het minder belangrijke van het wezenlijke te onderscheiden. Toch is het een der voornaamste taken van de raad een juiste sondering te kunnen doen plaatsvinden naar de als meest dringend en urgent aangevoelde proble men, welke om een oplossing vragen in het maatschappelijke leven, an derzijds zelf een klankbord te zijn van deze wensen en ze te juiste tijd naar voren te brengen, hierbij wikkende en wegende het belang van de eenling en het geheel. Kennis der zich ontwikkelende maatschappijstruc turen is een eerste vereiste; samenwerking is een veel gehoord woord, sa menwerking op velerlei niveau's. Hoe moet deze gestructueerd zijn. Hierbij wordt durf, initiatief en fantasie en toch ook weer nuchterheid en bedachtzaamheid, met oog voor wat aan goeds schuilgaat in bestaande vormen, vereist. Het is werkelijk niet gemakkelijk een goed bestuurder te zijn, rechtdoende aan vele, vaak op het oog tegenstrijdige,belangen. De gemeente en dus de gemeenschap vaart er wel bij als de raad zich, ofschoon niet wars van wat groeit aan nieuwe vormen, zich niet laat verleiden tot experimenten. Als het nodig is dat er nieuwe oplossingen gevonden worden voor nieuw gegroeide omstandigheden, - ik noem U slechts de stadsgewestelijke samenwerking, geboden door de schaalver groting -, dan moeten deze vernieuwingen rusten op een degelijk funda-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 311