332
14 SEPTEMBER 1966.
De heer KROON zegt bescheiden te hebben gewacht, omdat hij meende
dat het college een nadere verklaring zou geven bij punt 3u. Als dat niet
het geval is zou hij er graag iets over willen zeggen.
De VOORZITTER zegt, dat voorgesteld wordt het punt voor kennisge
ving aan te nemen, maar als er leden zijn, die er iets over willen zeggen
heeft hij daartegen geen bezwaar.
De heer KROON zegt dat er in het verleden nogal wat aan deze zaak
is gedaan. Er heeft vooroverleg plaatsgehad. In de vorige vergadering
had hij hierover reeds een vraag willen stellen naar aanleiding van een-
krantenverslag van de raadsvergadering van Prinsenbeek, maar dat is in
tussen door dit koninklijk besluit achterhaald. Strikt formeel zou dit
koninklijk besluit voor kennisgeving moeten worden aangenomen. Spreker
wil echter zijn bezorgdheid uiten over het feit dat de woningbouw nu in
moeilijkheden dreigt te geraken. Twee jaar geleden heeft de raad het
besluit inzake de gebiedsruil genomen, omdat het zo dringend noodzake
lijk was in verband met de woningbouw. De mogelijkheid die door de ge
biedsruil zou worden geschapen wordt nu plotseling door dit koninklijk
besluit afgesneden.
Spreker wil daarom van het college graag weten wat het beleid van de
naaste toekomst zal zijn met betrekking tot de produktiestromen, als er
niet voldoende bouwgrond meer is. In de afdelingsvergadering heeft de
wethouder verzekerd, dat het college zich daarover zou beraden en dat er
vandaag een nadere mededeling over aan de raad zou worden gedaan.
De heer VAN DUN zegt namens zijn fractie nog graag iets te willen
toevoegen aan de woorden van de heer Kroon. Het is inderdaad zo, dat
door dit koninklijk besluit een streep is gehaald door de illusie van de
grondruil tussen Breda en Prinsenbeek. Evenals de heer Kroon heeft spreker
uit de bij het in 1964 gedane voorstel gevoegde bijlagen gemeend te mo
gen ontdekken, dat het hier ging om een mogelijkheid te creëren voor
de voortgang van de ruimtelijke ontwikkeling van Breda. Hij heeft be
grepen, dat de koek op is zodra de plannen IJpelaar, Hoge Vucht en Heus-
denhout voltooid zijn. Spreker kan zich voorstellen, dat het advies van
gedeputeerde staten is ingegeven door het ontbreken van het structuurplan
van het stadsgewest Breda. Als het motief voor het advies is geweest, dat
er een plan in voorbereiding is tot een verdergaande herindeling van de
gemeenten in de omgeving van Breda, dan zou het hem bijzonder deugd
doen, als gedeputeerde staten de informatie daaromtrent aan de raad zo
spoedig mogelijk zouden concretiseren. Deze laatste opmerking zegt
spreker, is ingegeven door een grote bezorgdheid van zijn fractie over
deze zaak.
Zijn concrete vraag is"Op welke wijze het college denkt te voorzien in
de grote behoefte, zoals die in 1964 werd gesignaleerd". Spreker acht
het in dit verband belangrijk te wijzen op de sluimerende agglomeratie
gedachte, doch hij wil niet in herhaling treden van hetgeen de heer
Broeders hierover reeds bij de begrotingsbehandeling 1965 heeft gezegd.
De VOORZITTER zegt van mening te zijn dat de heer van Dun hier
buiten de agenda gaat.