14 SEPTEMBER 1966. 335 stellen van het bouwprogramma voor de jaren 1968 en 1969, is geformu leerd. Aanleiding tot de overeenkomst met Prinsenbeek is destijds geweest het boeken van tijdwinst voor wat het beschikbare bouwterrein betreft, om dat we aan zagen komen, dat we binnen afzienbare tijd in nood zouden komen. Nu de procedure inmiddels is afgekapt zijn er twee jaren verstre ken. Het is zeer reëel te stellen, dat, gezien de tijd die nodig is voor ge deputeerde staten om hun voorstellen inzake een gemeentelijke herinde ling aan de betreffende raden te doen, Breda met de produktie van woningen zal komen vast te zitten. Voor de industrieterreinen geldt eigenlijk het zelfde. Breda heeft op dit moment nog ongeveer 30 ha industrieterrein be schikbaar. In het gebied van de Haagse Beemden was een industrieterrein voorzien van 2000 ha. Als er zich een industrie meldt, die behoefte heeft aan 25 ha grond, dan betekent dat, waar de Krogten vol is en het terrein in de Emer volloopt, dat er geen industrieterrein meer beschikbaar is. Als de raad straks het plan voor de bouw van 266 eengezinswoningen in de Hoge Vucht goedkeurt, betekent dat dat het einde van de woningbouwmo- gelijkheden daar bereikt is. Dan blijft er nog een klein stukje over waar voor gedacht wordt aan de bouw van twee woningen onder één dak. Ook in IJpelaar begint de grond in het kader van de woningbouw schaars te worden. Het enige gebied, dat nog resteert is Heusdenhout, waar nog2000 wooneenheden gebouwd kunnen worden. Deze wooneenheden zijn zodanig verdeeld over laagbouw en hoogbouw en patiobouw, dat voor de produktie - stroom slechts gerekend mag worden op 1000 woningen. Spreker meent dat, wil Breda niet terugvallen in de toestand van kwantitatieve woningnood, er gerekend moet worden op de bouw van 1000 1500 woningen per jaar. Dat betekent dat de beschikbare grond in Heusdenhout nog voldoende is voor om en nabij een jaar en dat we dan naar een ander gebied zullen moeten verhuizen. In dit licht bezien zou in de Haagse Beemden begin 1969 bouw rijpe grond aanwezig moeten zijn. Om dit te kunnen realiseren zou de grond medio 1968 eigendom van de gemeente moeten zijn. Hij is van me ning dat dit rustig vergeten kan worden, ondanks alle moeite en inspanning die nog gedaan zullen worden om de procedure zich zo snel mogelijk te laten voltrekken. Het is nu reeds duidelijk dat Breda in die tijd zal vast lopen bij gebrek aan voldoende bouwrijpe grond. In deze zin, zegt spreker, is het te betreuren, dat Prinsenbeek niet het bestemmingsplan maakt, dat door Breda was voorbereid, waardoor in de Haagse Beemden in de plaats van een agrarische bestemming een bouwbestemming was gekomen. Ook al was de gebiedsruil dan nog geen voldongen feit, dan had toch de wo ningbouw kunnen doorgaan zij het dan op het territoir van een andere ge meente. Als men vraagt hoe het college daarover denkt, kan spreker alleen maar zeggen dat bijna met mathematische zekerheid kan worden gezegd, dat de woningbouw vastloopt, tenzij binnen het eigen terrotoir een escape wordt gevonden. In hoeverre in de Rith een escape zal kunnen worden ge vonden is thans nog niet te zeggen, omdat over deze zaak overleg zal moeten worden gepleegd met Prinsenbeek. In de agglomeratiegedachte zou Breda er al mee gediend zijn als Prinsenbeek alsnog bereid zou zijn het jongste raadsbesluit te wijzigen onder gelijktijdige vaststelling van het uitbreidingsplan, dat Breda ten behoeve van dat gebied gemaakt heeft. Of Prinsenbeek daartoe bereid zal zijn weet spreker niet, doch in ieder geval zal daaromtrent nog contact met Prinsenbeek worden opgenomen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1966 | | pagina 335